Held op Motorsokken (column)

 In WattCycling column

Wanneer je digitaal op zoek gaat naar ‘Wielerhelden’ is het onwaarschijnlijk mooi wat je tegenkomt. Via artikelen van pioniers als Graham Obree en Eddy Merckx, langs fenomenen als Odiel Defraye en Briek Schotte tot aan glimmende plaatjes van de Lamborghini’s van Tom Boonen en Filippo Pozatto. Uit een kleine statistische analyse komt naar voren dat Italianen en ijdelheid, voor de vorm trek ik deze even los van elkaar, goed scoren in de helden lijstjes.

Maar die ijdelheid is niet exclusief verbonden aan de linkerbil van Bettini of rechterbil van Cipollini. In 1950 was een Zwitser de James Dean van het wielrennen. Hugo Koblet leek bij geboorte in een pan van de allerbeste Zürichse kaasfondue te zijn gevallen en wist met zijn uitstraling vrouwen en publiek benen als leeglopers te geven. Alsof dat nog niet genoeg is raakten journalisten niet uitgepraat over zijn ongelofelijke elegantie en ontspanning op de fiets. Een soort onaantastbaarheid die iedere inspanning deed overkomen als een zondagsritje met koffie en appeltaart. De Pédaleur de Charme was geboren. Als Koblet de finishlijn passeert pakt hij steevast een kam uit zijn achterzak en kamt zijn haren naar achter. Volgens de verhalen droeg hij zelfs een flesje parfum mee om fris te ruiken wanneer hij zijn babbeltjes met omstanders en kussen met de ronde missen deelde. In 1950 wint hij als eerste niet-Italiaan de Giro en zet andere helden als Fausto Coppi, Gino Bartali en Fiorenzo Magni op verre van neutrale afstand. Een jaar later wint hij op indrukwekkende wijze de Tour de France en een held lijkt geboren.

Echter, de held raakt in verval. Hij wisselt de blonde actrice met wie hij verloofd is, in voor een nog mooier fotomodel en wordt steeds vaker vastgelegd in een onverslijtbaar trainingspak van de sponsor dan op de fiets. Overmatig gebruik van amfetaminen zou zijn hart hebben beschadigd en de teloorgang in gang hebben gezet. Hij rijdt nauwelijks meer resultaten, raakt in de schulden, en parkeert zijn Alfa Romeo in 1964 tegen een boom. Zelfmoord of ongeluk, we zullen het nooit weten. Ook helden met een bronzige huid zijn niet bestand tegen de eindigheid. Enkele jaren later zou Fabian Cancellara het ijdele fonduestokje overnemen en bij grote rondes steevast twee föhns meenemen, voor het noodgeval dat er een kapot zou gaan. Na wat lastige jaren heeft Fabian inmiddels de leeftijd bereikt die Hugo nooit zou halen.

Uit het verhaal van Mooie Hugo, en vele andere helden, is ijdelheid een constante. Dus brylcreem in de haartjes, mouwtjes gladstrijken, zalf op de kont en altijd een bril op. Zelfs al zet je de bril alleen maar in je helm. Niet iedereen die een held wil zijn hoeft gelijk een wit kostuum op maat te laten maken, maar mag op zijn minst deodorant in koersschoenen spuiten en bij iedere etalage zichzelf bewonderen in de weerspiegeling. Gesoigneerdheid hoort nu eenmaal bij de sport. En dure auto’s doen het op een of andere manier ook altijd goed. Maar wel met een trekhaak of dak drager voor de fietsen uiteraard.

Maar hoe zit het dan met de renners die niet uren voor de spiegel staan? Simon Geschke die in een lange etappe meer wilde baardgroei ontwikkelt dan Richard Carapaz in zijn hele leven. En Peter Sagan die besloot een deel van het voorjaar zijn benen niet te scheren, waardoor veel Italianen uit afschuw niet meer naast hem wilde fietsen. Blijkbaar zijn ijdelheid, Italiaanse komaf en uitslagen rijden geen garantie voor een heldenstatus. Maar wat is er dan wel nodig om bonusvraag in een pubquiz te worden? Hoe zorg je dat alleen je voornaam genoeg is en dat Eddy, Tom, Joop, Jan, Henny en Boyd een logisch lijstje lijkt waar niet één naam het prikkeldraad in valt?

Het is precies 40 jaar geleden dat Joop Zoetemelk de Tour de France op magistrale wijze won. Meer dan 3 miljoen mensen hebben Joop toen een held horen worden. Dat verslag werd gebracht door dezelfde stem die Jan Raas in 1984 eigenhandig uit de olijfboom in de afdaling van de Cipressa schreeuwde. Een stem die mensen nog herkenden van een jaar daarvoor, toen die stem als een windvlaag Peter Winnen de Alpe D’Huez opstuwde. Een stem die het zo spannend, heroïsch en ongebreideld enthousiast wist te maken dat de renners zelf benieuwd waren hoe het af zou lopen. Deze stem heeft van achter op de motor meer goud aan elkaar gepraat dan een juwelier kan inkopen. Iedere demarrage op een Pyreneeën flank, iedere (bijna) valpartij, iedere kuit die gespannen stond als een blaasbalg werd met volle overgave gedeeld over de ether. En zelfs als een etappe saai was wist deze stem, ondersteund door een melodie die menig wielerfanaat als ringtone heeft, het nog te brengen als een spektakelstuk.

Aardappelen zijn klein geschild tot formaat pinda en voltallige Franse campings afgebrand door de verhitte verhalen die deze stem tot alle uithoeken van Europa bracht. Nog meer dan zomertijd, het geluid van krekels of afgebladderde ANWB gidsen bepaalde dit stemgeluid wanneer het zomer was. En alleen wanneer deze stem Kees Verkerk, Ard Schenk of Atje Keulen-Deelstra uitsprak was het winter. Geen dag eerder.

Het is deze stem, de stem van Theo Koomen, die helden heeft gemaakt. De man die priester wilde worden, maar een heldenmaker en volksheld werd. Er zijn mensen die speciaal naar Frankrijk reden tijdens de Tour om niet Steven Rooks aan te moedigen, maar Theo achter op een motor te zien zitten. Zo ver om zich heen draaiend en kijkend dat zijn broek steevast tot boven zijn sokken in een plooi trok. Stilzitten was niet zijn sterkste kant. Stil zijn ook niet. Een meesterverteller die volzinnen met de snelheid van een dalende Nibali door de radio schalde. Stevige kuiten waren goddelijke kolossale aandrijvers boven de voeten en een paar druppels regen werden al gauw een woeste storm die dorpjes deed overstromen. Theo’s overtreffende trappen, beeldspraak en metaforen hebben de televisie compleet overbodig gemaakt. Maar ook Theo wist te pacen. Af en toe temporiseren, de angel uit de koers halen, om enkele minuten later het peloton weer te laten ontploffen. De intensiteit van vijf minuten koersverslag van Theo valt gelijk met 7 concerten van de Jeugd van Tegenwoordig. Niemand weet hoeveel lekke banden, valpartijen, demarrages en onweersbuien echt zijn geweest. Maar dat maakt ook niet uit. Theo heeft helden gemaakt en het wielrennen naar de mensen thuisgebracht. Theo is de echte held.

Nog lang niet aangekomen bij de blessuretijd van zijn leven reed Theo in 1984, na het verslaan van FC Twente -MVV, op een tegenligger en werd het stil. De versnelling in de zin, de vertraging in het woord, het vasthouden van de euforie…weg. Net als bij Koblet bleef de heldenstatus, maar eindigde de levenskoers.

Komende week gaan we bij WattCycling aan de slag met het pacen. En of je nu meer de Hugo, de Theo of de Peter bent maakt niet uit. Held worden is één, held blijven is twee. Ga aan de slag met het vinden van de juiste pace en schrijf zo je eigen heldenverhaal. Eentje die nog lang mag duren.

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Recent Posts