Koerskracht (column)
Waar de HRV en RR checken al geruime tijd een vast onderdeel zijn van de ochtendroutine, zijn daar sinds kort de AIOCC, AIGCP, ASO, UNIO, CPA en natuurlijk de UCI bijgekomen. Dit zijn namelijk alle partijen die betrokken zijn bij de hervorming van de wielerkalender. Vooralsnog heeft alleen de Tour de France een nieuwe datum en staan de andere koersen, als een navigatiesysteem zonder satelliet ontvangst, voorlopig even stil.
Als derde grootste sportevenement ter wereld, na de Olympische en het WK voetbal, heeft de Tour de France een speciaal plekje. De Tour wordt jaarlijks uitgezonden in 130 landen door 100 verschillende televisiezenders en zorgen daarmee voor 6300 uur zendtijd waar 3,5 miljard mensen naar kijken.
Uit een enquête uit 2017 blijkt dat ongeveer 20% van de tijd de camera’s niet gericht zijn op de renners, maar op de landschappen, bergketens, watervallen, rotsen, bossen, kastelen, kathedralen en kloosters die samen het decor vormen. Sterker nog, 51% van de kijkers geeft aan dat deze beelden de voornaamste reden zijn dat ze de uitzending op televisie volgen…
Toch is het decor niet de voornaamste drijvende kracht achter het wielrennen. Het verhaal achter het wielrennen zit hem precies daar, in het verhaal.
Er is geen sport waarin het verleden zo actief in leven wordt gehouden als in het wielrennen. Cols met een legendarische status komen jaarlijks terug, voor vedettes uit het verleden is er altijd een plaats om handjes te schudden en een (on)officiële functie te bekleden. En zoals de musical van de Soldaat van Oranje inmiddels langer duurt dan de oorlog zelf, zijn er ondertussen ook meer verhalen dan dat er koersen zijn gereden. Een pakhuis vol oude dozen is nodig om al deze verhalen in te bewaren.
Die legendes en verhalen worden zo veel mogelijk gekoesterd en bewaard. Als je als renner een heldhaftige prestatie hebt geleverd heb je direct een plekje in de historie verworven waar je nooit meer vanaf komt. Tenzij je Lance Armstrong heet en je Tour zeges je worden afgenomen. Overigens valt ook dat weer in perspectief te plaatsen, want dat levert in veel gevallen gewoon een nieuwe legende op.
Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je iedereen die ooit gerelateerd is aan doping uit de uitslagen schrapt? De Tour van 2001 zou dan bijvoorbeeld zijn gewonnen door niemand minder dan Andrey Kivilev. De krachtpatser uit Kazachstan die in 2003 dodelijk ten val kwam in Parijs – Nice, en daar gek genoeg vele levens mee heeft gered. Zijn val heeft er namelijk voor gezorgd dat de helmplicht eindelijk werd doorgevoerd. Deze beer uit de Oeral is de reden dat ik mijn petje doorgaans achterstevoren draag, net als hij. En altijd fiets met helm. Iets wat vandaag de dag meer mensen zouden moeten doen.
De hoogtepunten, dieptepunten en gedenkwaardige krijgsdaden hebben allemaal een plekje gevonden in de wielergeschiedenis en zijn in sommige gevallen ook in het hedendaagse nog te bewonderen.
Zo is er op de Galibier een monument voor Henri Desgrange, de eerste organisator van de Tour de France en wat weinig mensen weten ook de eerste werelduurrecord houder. Gino Bartali heeft een standbeeld in Briancon, een plaatsje dat zonder de Tour niet meer had bestaan. Mede door drie overwinningen van Bartali in Briancon doet het dorp het goed bij de kamperende wielertoeristen. In de Casse Déserte van de Izoard hangen gedenkstenen van Coppi en Bobbet. Wat anders louter een kaal rotsig landschap zou zijn geweest op 2200m hoogte, waar behalve Napoleon nooit iemand geweest zou zijn, is het nu een bedevaartsoord voor wielerfanaten. Minstens net zo mooi zijn de plaquette in de afdaling van de Aubisque waar Wim van Est in het Ravijn stortte of een van de dertig beelden en gedenktekens voor Marco Pantani die over Italië zijn verspreid.
En dan niet te vergeten het monument van René Pottier op de Ballon D’Alsace. Zijn overmacht in de bergen was zo groot dat hij rustig een wijntje ging drinken in het café, wachtend op zijn achtervolgers. En zelfs het strooien van spijkers op de weg door toeschouwers, toentertijd veelvoorkomend, met vijf lekke banden en tientallen kilometers op de velg rijdend tot gevolg, hield hem niet van de overwinning. Liefdesverdriet zou hem uiteindelijk verslaan.
Voor mij persoonlijk ligt er een stukje magische nostalgie in Frankrijk. In het verre, warme zuiden van het land, flirtend met de Spaanse grens. Het dorpsplein van Sainte-Marie-de-Campan om precies te zijn.
Mijn angst om te verliezen is groter dan mijn wilskracht om te winnen, en misschien is het daarom dat een van mijn favoriete wielerstandbeelden van brons is. Het is een beeld van Eugène Christophe, ook wel Le Vieux Gaulois (de oude Galliër) genoemd, vanwege zijn snor. Eentje die ik speciaal laat staan deze week.
Een man die in 1909 al Frans kampioen veldrijden werd en dat kunstje nog 6x zou herhalen. Een man die in 1910 Milaan – San Remo won op een gigantisch zwaar verzet. En een man die 10 jaar later Bordeaux – Parijs, een race over meer dan 610km, zou winnen. Maar waar kennen we die naam nou toch van? Christophe is vooral bekend omdat hij in 1919 de eerste drager was van de in dat jaar geïntroduceerde gele trui in de Tour. Een memorabel moment, maar nog niet standbeeld waardig als je het mij vraagt.
Misschien dan vanwege die memorabele voorlaatste etappe in 1919? De dag waarop Christophe stevig aan de leiding stond met bijna een half uur voorsprong op Firmin Lambot, de man die een aantal jaar later de Tour zou winnen zonder ook maar één etappe als eerste over de meet te komen. Christophe moest door materiaalpech 70 minuten naar een fietsfabriek in Valenciennes wandelen en verloor daarmee zijn kansen op de eindoverwinning.
Nee, het was de Tour van 1913. Vlak voor de Tourmalet braken zowel de voor- als achtervork van de fiets van Christophe. Gedesillusioneerd en geïsoleerd van de wereld wandelde hij 14 kilometer met zijn fiets naar het dopje Sainte-Marie-de-Campan waar hij een smid vond. Volgens de toenmalige regelementen was hulp door anderen streng verboden en daarom moest Christophe zelf de reparaties verrichten, terwijl de smid aanwijzingen gaf. Hij deed er ongeveer drie uur over om het euvel recht te smeden en kreeg nog eens drie extra strafminuten aan zijn broek omdat de smidsjongen de blaasgalg had bediend. Uiteindelijk kon Christophe in de vroege ochtend zijn etappe hervatten en verder rijden in de ronde. Oog voor de bossen, rivieren en kathedralen zal hij niet echt gehad hebben en ook zijn kansen op de winst waren verkeken. Achteraf zou zijn reactie zijn geweest ‘’Ook dat is wielrennen’’ en daarmee was de kous af.
Ter nagedachtenis aan dit avontuur staat er sinds 2014 een bronzen standbeeld op het dorpsplein van Sainte-Marie-de-Campan. Een standbeeld waarbij Christophe een vork in de lucht steekt alsof het een pasgeboren baby is. En om heel veel historische, metaforische en fantastische redenen symboliseert dit de absolute kracht van het wielrennen. Ik kan me geen andere sport bedenken waar je een standbeeld krijgt als je door materiaalpech verliest. Al zou Hilbert van der Duim er een verdienen.
In het wielrennen gaan glorie en drama hand in hand en staat ieder tijdperk vol met heroïek. Mits er vanuit de kracht van deze heroïek gekoerst wordt. Wielrennen is een individuele sport die steeds vaker door ploegen wordt verreden, maar de kracht zit hem in de uitzonderingen die een bronzen beeld waard zijn. De zenuwslopende solo actie, de veel te vroeg aangezette sprint, de eenzame held strijdend tegen de elementen en de demarrages op onmogelijke plekken.
De magie van het wielrennen zit hem niet in het decor, maar in de kracht van de verhalen, mythes, legendes en heroïek. Elementen die voortkomen uit onverwachte magie en voor onmogelijk gehouden gebeurtenissen. Al deze verhalen hebben één ding gemeen. Ze beginnen met iemand die zijn fiets oppakt en bereid is zijn krachten te verkennen. Met iemand die de regie van zijn eigen fietslegende in handen neemt. Komende week gaan we die krachten smeden en smijten bij WattCycling. Be ready!
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren