De Sleutel tot Betovering (WattCycling column)

 In WattCycling column

We hebben allemaal wel, of kennen ongetwijfeld op zijn minst iemand, met een vast ritueel voor het sporten. Waar Nils van der Poel pas vlak voordat hij moet starten het ijs op gaat, maar niet voordat hij zijn coach heeft geknuffeld, spuugde Johan Cruijff vlak voor de aftrap zijn kauwgompje op de helft van de tegenstander. En waar Serena Williams de bal voor haar eerste service vijfmaal stuitert, en slechts tweemaal voor een tweede service, steekt de Canadese zwemmer Santo Condorelli steevast zijn middelvinger op naar zijn vader op de tribune, die het gebaar van zijn zoon met hetzelfde gebaar beantwoordt. Vanwaar deze merkwaardige bijgelovige tics? Of… zijn deze handelingen meer dan dat? Lees verder!

Wanneer je erop gaat letten, kan je het niet niet zien, en zijn de huidige Olympische Winter Spelen een wekenlang toneelstuk vol gekke mensen met nog vreemdere trekjes. Van langlaufers met een stukje sinaasappelschil in hun schoen tot ijshockeyers die alle bidons aanraken, voordat ze de laatste pakken, terugzetten, weer pakken, een slok nemen, uitspugen, en dan pas drinken. En wat te denken van de Nederlandse schaatsers die geen huldigingskleding mee de baan op nemen, omdat het ongeluk zou brengen. Gelukkig doet Sven Kramer altijd zijn linker schaats eerst, of toch niet?

Deze voorbeelden vallen allemaal nog best mee als we ze naast de trekjes van Rafael Nadal leggen. De Spaanse tennisser neemt exact 45 minuten voor de wedstrijd een koude douche, en als zijn naam door de speaker schalt betreedt hij met zijn rechtervoet eerst de baan, zijn racket al in zijn linkerhand. Met witte tape om zijn grip uiteraard. Nadat hij de twee tassen van zijn schouders heeft gehaald zet hij zijn flesjes neer. Één koude en één warme waar hij om de beurt een slok uit neemt, om ze vervolgens diagonaal van elkaar richting de baan te plaatsen, met de logo’s wijzend naar de kant waar hij op dat moment gaat spelen. En dan hebben we het nog niets eens over de zes handelingen gehad die hij steevast doet vlak voor het serveren.

Om de overheerlijke bevrediging van deze rituelen beter te vatten is het nuttig om te begrijpen waar deze rituelen de sleutel toe vormen.

Om met de woorden van Jean-Paul Sartre te spreken, het menselijke bestaan kan pijnlijk zijn omdat we altijd een raadsel voor onszelf blijven. Omdat we vrij zijn, zijn we fundamenteel ambigu. We kunnen onze vrijheid niet afschudden, en daarom is er nooit een moment in het leven waarop we kunnen zeggen: nu ben ik perfect. We zijn altijd in staat om iets te bedenken, waardoor we iets niet zijn, of niet goed genoeg, of niet volledig. We zitten vast in een primaire wereld waarin we leren wat het is om mens te zijn. We horen bij deze familie, eten met de vork in de linkerhand en onze lichamen wordt geleerd wat het verschil tussen sjokken en sprinten is. Geboorte, opvoeding en opleiding dicteren het verlangen het goed te doen voor onze ouders, scholen, banen enzovoorts. En altijd vinden we, en anders vinden anderen het wel voor ons, iets waarin we tekortschieten. Het is immer onduidelijk wanneer iets goed genoeg is in deze wereld en we zijn min of meer toegewijd aan onze eigen gevangenis.

Gelukkig bestaat er ook een secundaire wereld. Een wereld waarin sporten, en zelfs het kijken naar sport, een belangrijke rol inneemt. Tolkien, de schrijver van onder andere Lord of the Rings en The Hobbit, spreekt zelfs over een betoverende wereld. Een wereld waarin ons de kans wordt geboden om even iets specifieks te zijn. Om onszelf als een ding vast te houden en te bezitten en tegen onszelf te kunnen zeggen: “Dit ben ik nu”. Hier heersen duidelijke regels en een heldere rolverdeling. Je serveert of ontvangt, de bal is in of uit (behalve bij Ajax – PSV dan..) en waar een spits de bal in het doel moet zien te krijgen moet een keeper juist voorkomen dat deze in het doel belandt.

Zolang we ons allemaal aan de regels houden, blijft de betoverende toestand bestaan. Pas als mensen smokkelen, afsnijden, doping gebruiken of vals spelen, wordt de kunstmatigheid van het sportieve spel onthuld en knallen we als een ballon die wordt lek geprikt in één ruk weg uit de secundaire wereld. Een wereld met een betoverende staat waarin we ontsnappen aan de verwarring – aan de angsten die voortkomen uit de onzekerheid over je plaats in de wereld, aan de offers die nodig zijn voor je opleiding, geliefde of baan. Bij het sporten kunnen we met veel grotere zekerheid zeggen of we gewonnen, verloren of het spel goed gespeeld hebben. De blaren, het vroege opstaan en het zuur in de benen zijn de prijs die je met liefde betaalt voor een tijdelijk eenvoudiger bestaan.

Het is een wereld waar we ons met hart en ziel op kunnen storten en zodoende een vakantie kan vormen van de wedstrijd die we het gewone leven noemen. De offers die we in deze betoverende wereld doen geven ons grip op dingen die normaal grip op ons hebben. Zoals tijd. Zo ver mijn geheugen gaat heb ik een haat-liefde verhouding met tijd. Het is een vergankelijk vluchtig ongrijpbaar iets dat er vanzelf voor zorgt dat je langzaam maar zeker achteruit gaat, maar tegelijker‘tijd’ is het misschien wel het meest kostbare dat er is. En wanneer we goed of lekker sporten lijken we enige invloed op die tijd te hebben. Als we ons best doen hebben we namelijk sneller gewonnen, of mogen we juist langer doorgaan zonder game-over te zijn.

Waar we in de primaire wereld een beperking kunnen ervaren door de vrijheid die we hebben, geven de duidelijke kaders in de secundaire sportwereld ons juist een gevoel van grip en vrijheid. De wereld wordt hier getransformeerd tot een decor voor ons bevrijdende streven op onze eigen voorwaarden.

En het zijn de rituelen die de overgang vergemakkelijken van de ene naar de andere wereld. Waar de gewaden en wierrook in de kerk het opstapje zijn naar het goddelijke, fungeren de rituelen die bij sport komen kijken als sleutel naar de betoverende secundaire wereld waarin ons de kans wordt geboden tijdelijk iets specifieks te zijn. De rituelen vormen een omheining van solide scheenbeschermers waarmee we delen van de wereld kunnen afschermen die verhinderen dat we ons sportieve spel goed kunnen spelen.

Het laat de wereld even onze wereld zijn. Een wereld waarin het niet uitmaakt of je wint of verliest, omdat het er net zoveel toe doet als je het ertoe laat doen.

Komende week staan er techniektrainingen op het programma bij WattCycling. Het schaven en schrapen aan de techniek vraagt niet alleen om het aanleren van dingen, maar ook het afleren van suboptimale zaken. Ga op zoek naar je eigen voorbereidingsrituelen om in een zo goed mogelijke staat van zijn op de Wattbike te kruipen en je 80-minutenlang sprinter, klimmer, kopman, meesterknecht of puncheur te voelen.

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Recent Posts