Denkbeeldige Troon (WattCycling column)
Profwielrenners zijn een vreemd fragiel soort mens ingebouwd tussen het kunnen verdragen van pijn en trots. Een koers als afgelopen Parijs – Roubaix levert dan ook 180 unieke verhalen op van allerlei verschillende mensen die dezelfde kasseien net anders beleefd hebben. Het professionele koersen gaat niet eens om het accepteren van extremen, maar het verwachten ervan en er zelfs naar uitkijken om het brutale gevecht aan te gaan met de omstandigheden en het zelfmedelijden. En dan net genoeg herstellen om het een weekend later nog eens dunnetjes over te doen. Blijven gaan, jezelf blijven kwellen, blijven martelen, wetende dat één dag, of één fractie van een seconde, bepalend kan zijn voor de rest van je bestaan. Lees verder.
Afgelopen zondag zoomde de vaste camera van het Velodrome in Roubaix heel eventjes uit in afwachting van de huldiging van Pedaleur de Charme Dylan van Baarle. Even krachtig als stijlvol vloog de gesoigneerde stilist 257km door Frankrijk. Wanneer je de beelden van het eerste uur en het laatste uur naast elkaar legt, zie je nauwelijks verschil in stijl. Handen in de beugels, roerloos bovenlichaam en een kaarsrechte rug evenwijdig aan de bovenbuis van zijn Pinarello Dogma F12. Vijf uur en zevenendertig minuten gemiddeld 341 watt trappen, om met een record gemiddelde van 45.8 kilometer per uur door de Hel naar de hemel af te reizen. De meer dan 40-urige werkweken op zijn COVID-19 balkon in Monaco betalen zich in één klap uit. Een winnaar met stijl, door de commentatoren zelfs held genoemd, met een enorme gunfactor. Maar niet iedereen kan een held zijn, er moeten ook mensen gered. En toen de camera even uitzoomde, kon de oplettende kijker een man in een hoekje zien zitten. Net uit het zonnetje. Op een klein stoeltje tegen het hek. Een renner, met zijn eigen verhaal…
De dag begon nog voortvarend voor Lewis Askey. De Britse jongeling van FDJ, geboren in 2001, heeft een lichaam zoals zijn kopman Stefan Küng. Een lang, gehard lijf dat gemaakt is om hard te gaan. In 2018 wist de begaafde Brit Parijs – Roubaix al eens te winnen bij de junioren, en met dit in het achterhoofd werd hij dit jaar van het continentale team van FDJ overgeheveld naar de mannen die het moesten gaan doen op het grote toneel. Met zijn goede benen wist hij voorop te geraken, nog voor het verschroeiende tempo van Team Ineos uit, in de vroege vlucht. Zijn taak was eenvoudig; meedraaien en eventueel later een springplank vormen voor zijn kopman. Een plan wat een ruim uur standhield, tot de derde kasseien strook van de dag. Het was op deze vier sterren strook dat dingen in een pedaalomdraai van kwaad tot erger gingen.
Met overenthousiaste fans springend op een waterleiding uit een Noord-Frans modderig slootje, ontstond er een paar vierkante meter aan natte kasseien aan het begin van de strook. Als tweede van voren in de groep ben je in zo’n situatie overgeleverd aan de weerbarstigheid van de man voorop. De man voorop, laten we geen namen noemen, liet zijn onverzettelijke snelheid helaas een fractie van een seconde overklassen door angst voor de natte kasseien en kneep kort in beide remmen. Het gevolg valt te voorspellen; één grote glijpartij aan het begin van de sector, waar de gehele kopgroep binnen een paar seconden van dik 50 in het uur abrupt tot stilstand komt. Askey valt op de grond, en voelt nog een klein peloton langs, op en over hem heen denderen alvorens hij overeind kan komen. Een beetje dizzy van al het geklapper, maar nog altijd in staat om vooruit te kijken. Ver vooruit te kijken zelfs. Maar wel in zijn been. Een schijfrem of cassette had zijn linkerknie volledig opengeritst. Dusdanig netjes, dat het niet van een kassei kon komen. Stijf van de adrenaline was de pijn nog enigszins te verdragen, krabbelde hij op en vroeg hij de neutrale motor om de twee meest voor de hand liggende zaken op dat moment: een nieuw voorwiel en hoe groot het gat met het peloton was.
Lewis stapte weer op, reed iets door naar een stuk asfalt vlak voor de volgende kasseienstrook, liet zijn knie inzwachtelen om het stof en vuil een beetje buiten te houden, en zette het op een knap staaltje hardrijden. Kilometerslang gemiddeld meer dan 440 Watt, om zo de groep die vooruit was terug te halen nog voor het bos van Arenberg. De knie werd pijnlijker, maar zijn werk zat er nog niet op. Lewis was aan het racen. Lewis was nog volop in koers. En koersen is waarvoor hij leeft.
Met de adrenaline als brandstof wist hij Kung nog van voren te brengen, maar vrij vlot daarna zakte hij volledig weg, door de grote menigte heen, naar de geloste renners uit het peloton. Met stille hulp van renners van Total Energies en Quick Step vervolgde hij zijn koers. Zijn eigen koers was nu pas begonnen. Lewis reed nog 155km over misschien wel de slechtste wegen van Europa, met een blessure waarvoor 99,9% van de mensheid een ambulance zou bellen. Maar niet volgens de logica van Lewis. Tegen de tijd dat hij in de gaten kreeg hoe erg zijn kwetsuur was, had hij zichzelf al door zoveel pijn heen geworsteld, dat hij het vooruitzicht op de pijn van niet finishen er niet bij kon hebben, dus daarom maar beter door kon rijden. Een theorie zo dicht als zijn tubeless band. Kijken naar zijn knie deed hij niet meer, want zolang je niet weet hoe slecht iets is, hoef je er ook niet naar te handelen. Dus Lewis bleef maar rijden. En niet zomaar rijden, maar voor de volle 100%, voor wat dat op dat moment nog mocht betekenen.
Lewis kwam wonderbaarlijk genoeg binnen als 42e. Als een van de beste debutanten passeerde hij de lijn, om nog geen meter over de finish van zijn fiets te vallen. Adrenaline out, pijn in. Tijgerend en kruipend onder zijn fiets vandaan, wurmend over het gras, kreeg hij een blikje Fanta in zijn hand geduwd. Frambozen smaak. Absoluut niet zijn lievelings, maar je doet het met wat je krijgt op z’n moment. Terwijl het bloed over zijn scheenbeen gutste en zijn witte schoenen eenzelfde kleur kregen als het sapje dat hij over zijn uitgedroogde lippen naar binnen goot, probeerde hij overeind te komen. Het lukte niet meer zijn bovenlichaam omhoog te krijgen, dus steunend op zijn onderarmen wist hij tussen het kermen en uithijgen door zo nu en dan een slokje te nemen.
Na een kleine vijf minuten kwam er dan eindelijk hulp toegesneld. Hulp die hem opmerkelijk genoeg, weer op zijn fiets hielp, om richting de iconische stenen douches te gaan. Met zijn knie inmiddels bijna net zo dik als zijn torso werd hij richting de cabines geduwd, om daar op zijn beurt te wachten in de hoop op nog wat warm water. In afwachting werd hij op een houten stoeltje gedrapeerd. Zo’n stoeltje dat je wel eens bij het grofvuil ziet staan. Eentje waar niet per se iets mis mee is, maar waar je ook niet echt iemand op durft te zetten. Opgevoed als Lewis is, zegt hij netjes dankjewel, en laat zich vallen op het stoeltje. Net uit het zonnetje, op afstand van het podium, hoort hij het Wilhelmus door de speakers komen terwijl hij steeds verder en verder in elkaar zakt van vermoeidheid.
Taak volbracht. En hoe. Je moet wat verbeeldingskracht hebben om van deze stoel een troon te maken. Maar Lewis zat er als een moegestreden keizer. Als een man die alles had gegeven en met krachten had gesmeten die er eigenlijk niet waren.
De grens tussen goed en gek is een dunne. Zo dun, dat de fotofinish camera van de Amstel Gold Race er geen soep van kan maken. En op die grenslijn is de man het enige wezen dat weigert te zijn wat hij is, en daarmee in staat is tot vreemde dingen. En vreemd kan iets heel moois zijn. Voor renners als Lewis neem ik dan ook graag mijn koerspet af en maak een diepe buiging. Een buiging voor de strijder op de denkbeeldige troon.
Komende week staan de traingen bij WattCycling in het teken van kracht. Kracht is een verzameling van fysieke en mentale aspecten die je moet verdienen, vergaren en verkrijgen. Kracht is te zwaar en sterk voor de wind, dus komt niet zomaar aanwaaien. Kracht is wat je ook buiten de spotlights in beweging houdt. En hoe goed of gek die kracht ook mag zijn, je kan er maar beter wat van hebben.
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren