Hart voor de Koers (WattCycling column)

 In WattCycling column

Ze bestaan echt. Sterker nog, ze zitten blijkbaar overal. Ze leven een kudovrij bestaan en zwerven rond zonder gpx file’s of waarneembare hartslagen. Ze leven levens in goede en slechte dagen waarin ze al dan niet verveeld, vervuld of vervreemd raken door Wie is de Mol of uitspraken van John de Mol. En waar ze een groot gedeelte van het jaar samen met de panfluit indianen verstopt lijken te zitten, kom je ze heel soms tegen. Of beland je in een situatie, waarvan je niet weet hoe je er terecht bent gekomen, maar word je wel door ze omringd. En met ‘ze’ bedoel ik natuurlijk de ‘niet- wielrenners’. Lees verder.

Afgelopen vrijdag avond was er sprake van zo’n situatie. Een gezelschap dat door toevalligheid bij elkaar was gekomen in een achtertuin in Amsterdam-West. Met een isotone rijke 0,0 herstelbier in de hand stond ik naast een vuurkorf het gezelschap af te tasten. Ik was die middag nog even snel op de fiets gesprongen om het weekend in te luidden, en wetende dat Strava doorgaans bijna een halve kilometer per uur van de gemiddelde snelheid op de Garmin aftrekt, had ik tot aan de voordeur druk op de pedalen gehouden om op een mooi rond getal uit te komen. Na als een ontketende Fabio Jakobsen de trappen op te zijn gesprint, en als een demarrerende Jan Willem van Schip in rap tempo zo efficiënt mogelijk te hebben gedoucht, afgedroogd en aangekleed, ben ik in de slipstream van de bezorgservice derny van Flink op de stadsfiets naar west gesjeesd. Dit alles met gevolg dat het vertrouwde proces van uitzweten precies begon in deze achtertuin in West.

Waar wielrenners bekend zijn met dit proces en je nog een extra bidon aanbieden voor tijdens het na pruttelen, is dit voor ‘niet-wielrenners’ een vreemde gewaarwording. Het kan aan mijn eigen onzekerheid liggen natuurlijk, of dat het angstvallig veel lijkt op een symptoom van een of ander virus wat al een poosje heerst, maar er werd nog nèt geen rood-wit lint om me heen gespannen in de hoek van de tuin. Terwijl ik nog een frisse slok van mijn hersteldrank weg lurkte en al observerend net iets verder onderuit zakte in het murmelende geroezemoes om me heen, hoorde ik plots een vlijmscherpe zin tussen het gekabbel door. Zacht en vlak uitgesproken als het knetterende vuur, maar binnen knallend als een ijskoude douche. Het was een sjiek geklede jongen bij de schuifpui die over welk onderwerp dan ook zei: ’Als je dan toch bezig bent kan je er net zo goed honderd maken…’.

Ik ging sterk overeind staan, hield mijn adem even in, en deed mijn ogen van verbazing en herkenning iets verder open. Mijn wangen trokken langzaamaan al iets omhoog en het zou een kwestie van seconden zijn voordat ik met ontblote tanden stond te lachen. Ik keek om me heen, eerst naar links, maar niets of niemand leek de associatie of herinnering met me te delen, naar rechts…ook niets. En net toen ik het idee van deze opleving delen wilde opgeven, keek ik dwars door het vuur in de ontwapenende groene ogen van een dame die gehurkt met een lach op haar gezicht me recht in de ogen keek, knikte, en zei: ‘Hey, dat was een mooie avond hè?!’

Het was Sierd de Vos die op 5 maart 2019 het van plezier uitschreeuwde en riep dat Real er nu 100 moest maken. Het was de weergaloze vrije trap van Lasse Schöne die voor de 1-4 op het scorebord zorgde en voor onvergetelijke gezichten zorgden bij fans, spelers, liefhebbers en aanverwanten. De slow motion beelden en foto’s van die avond geven verschijningen van sportemotie weer die nu jaren later nog altijd weten te raken. En dat is mooi. Raken en geraakt worden. Daar waren we het al snel over eens.

‘Kijk je ergens naar uit dit nieuwe jaar?’ vroeg ze. Mooie geformuleerde vraag dacht ik. Ook nog eens van een opgewekt iemand die Ajax kijkt. Dit verdient een eerlijk antwoord. Ik haalde nog wat hersteldrankjes om mezelf wat extra denktijd te gunnen in deze lastige kwestie. Ik vind het doorgaans vervelend voor de ene gedachte als ik de ander voorrang geef, net zoals ik me lullig voel tegenover mijn racefiets als ik een rondje op de gravel bike maak. Vandaar dat ik ze allebei aai voor het slapen gaan. Maar nu was het zaak een keuze maken.

Koers’, zei ik. ‘Pardon, wat?’, zei ze. ‘Koers’, zei ik nogmaals, alleen nu iets overtuigender. ‘Liefde voor de koers ervaren. Daar kijk ik naar uit.’ Een stilte volgde. Maar wel een uitnodigende stilte. Zo eentje waarvan je heel even twijfelt, maar te graag verder wil vertellen dus maar van de gelegenheid gebruikt maakt de stilte te vullen.

Ik vertelde over Briek Schotte, een van de roemrijkste Belgische wielrenners aller tijden die door zijn moedige en onophoudelijke fietsstijl zowel de jongste als de oudste deelnemer van de Ronde van Vlaanderen is. En over hoe Steven Rooks met een champagne-cola mengsel in zijn bidon en wat tumtummetjes in de maag in 1989 een tijdrit in de Tour de France won.

Over het vuur in de benen van kanjer Woutje Wagmans die kon trappen als geen ander, en dat de steeds populairdere zanger Antoon me steevast doet denken aan de broers Antoon en Albert van Schendel, die samen met nog een Zeeuw en een Limburger als eerste Nederlandse ‘ploeg’ met zijn vieren naar de Tour de France gingen in 1936. Gewoon omdat ze het zo mooi vonden.

Ze kwam nog wat dichterbij staan en bleef stilletjes in surplace luisteren. Alsof ik een EPO gevuld bidonnetje uit de jaren 90 had aangepakt raasde ik vooral door. Over de Jim Carrey gezichten van showman Thomas Voeckler, het vinger-tussen-de-deur-aan-de-scharnierkant-en-de-deur-dicht-smijten metafoor over kunnen pijnlijden op de fiets van Maarten Ducrot en het fenomeen en de mysterie van Tiemen Groen, de Friesche boerenzoon die veel weg had van een stripheld omdat hij al zijn tegenstanders zonder moeite vernederde, en het NK bij de nieuwelingen ooit won met één trapper. Maar als kersverse wereldkampioen op zijn 22e stopte met wielrennen, kievietseieren ging zoeken en emigreerde naar Zuid – Afrika. Over het vechten tegen zelfmedelijden van de eenzame vluchter, hoe je hart sneller gaat kloppen als een klassementsrenner aan het elastiek hangt in een berg etappe en hoe je eigen longen kunnen branden als je na een finish een sprinter happend naar adem tegen de dranghekken ziet liggen. En dat ik niet kan wachten om de eerste grimassen op de nieuwe gezichten van renners als Filippo Baroncini en Bora toptalent Cian Uijtdebroeks te zien. Gewoon omdat nieuwe verschijningen weer nieuwe kansen bieden om me te laten raken door de magie van de wielrennen.

Bijna buiten adem keek ik haar aan en besefte ik me dat ik al vrij lang een monoloog stond te houden waar ik zelf helemaal in op was gegaan. Ik twijfelde nog even of ik de nabijheid van het vuur de schuld kon geven van mijn vurigheid, en besloot het maar te laten voor wat het was. Maar jij dan? Vroeg ik. Kijk jij ergens naar uit? Snode plannen?

Ze keek me aan, lachte vriendelijk en zei: ‘’Ik wil dit wat jij voelt wel. Een groot hart voor iets laten groeien. Misschien wel… voor de koers.’’

Komende week staan de meeste trainingen bij WattCycling in het teken van de koers. Wanneer de Ronde van Valencia en Ronde van San Juan op het programma op het programma staan weet je dat de voorjaarsklassiekers niet ver weg zijn. Een kleine uitzondering is de d’Huez training, waar de 20-minuten powercheck aan bod komt.

Waan je even in Spanje, Argentinië, of op het WK veldrijden en geniet van al het moois wat de koers te bieden heeft.

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Recent Posts