Hoopbieders

 In WattCycling column

De kortste dag, midwinter, kerst, oud & nieuw: het zijn allemaal feesten rondom licht, verbinding, gezelligheid en hoop. Met elkaar bedenken welke opvattingen of gewoontes sprintend, vallend en klimmend moeten worden vastgehouden of juist losgelaten komend fietsjaar. Met onze naasten en geliefden bespreken we de voornemens die we het liefst langer dan één week gaan volhouden en kunnen we niet genoeg benadrukken hoeveel geluk en gezondheid het nieuwe jaar mag brengen. Kortom: de komende dagen zal de hoop op een betere toekomst een grote rol spelen, want hoop doet nou eenmaal leven! Toch?

Het is heerlijk om te dromen en fantaseren over een toekomst. De behoefte aan ontsnappingen als van Jan Willem van Schip, de vreugde van een huilende Mark Cavendish en iets totaal over een andere boeg gooiende als Jason Osborne: de goestingvolle toekomst heeft het allemaal. Deze periode leent zich daar jaarlijks weer fantastisch voor. De tijd blijft immers onvermijdelijk doorgaan, maar door grenzen te trekken in de tijd creëren we een werkelijkheid waar wij min of meer overzicht over hebben. Bijvoorbeeld door een verjaardag of dus het nieuwe jaar. Dat voorkomt dat er opeens tien jaar voorbij zijn zonder dat we het door hadden. En door terug en vooruit te kijken ervaar je het moment van die grens, wat jezelf de mogelijkheid geeft bewuster iets met die tijd te gaan doen.

Helaas, gaat dit niet voor iedereen op… Voor sommige mensen zijn deze dagen eerder ‘doorkomen’ als een Eli Iserbyt door het zand van de Zilvermeercross in Mol. En dan niet door een schoonfamilie die de irritatiegrens boven het omslagpunt bereikt, maar omdat ze de hoop hebben opgegeven.

Wanneer ik met een ommetje vanuit WattCycling naar huis fiets, en dat gebeurt nogal eens want ik hou niet zo van twee keer dezelfde route nemen, wordt dat in een ritje van een kwartier goed zichtbaar. Eerst kom ik langs de economie en psychologie faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Een plek vol hoopvolle blikken op telefoons, mooie laptops, of naar elkaar. Het geroezemoes buiten de studiedeuren, voor het studentencafé en de bioscoop gaan allemaal over de toekomst. Sparen, vakantieplannen, verlangens, wintersporten, toekomstige banen, gezinnen en carrières. Mensen die kijken naar de toekomst met het gevoel grip te hebben op het leven. Mensen die goedgezind en gemotiveerd open staan voor de wereld om zich heen, en als dat even tegenzit, is er morgen weer een nieuwe dag met nieuwe kansen. Het wordt echter hopeloos, wanneer dat niet meer kan…

Wanneer ik twee keer links sla kom ik langs de nachtopvang, waar rijen mannen en vrouwen in de vrieskou staan te wachten in de hoop nog naar binnen te mogen. Waar Wout van Aert vraagt niet meer bij hem aan te bellen en bij Mathieu aan de deur kloppen ook op eigen risico is, is dit een van de weinige, al dan niet enige plek, waar deze mensen kunnen aanbellen. En ook al staan ze met zijn allen bij elkaar, er heerst een permanent gevoel van hopeloosheid en eenzaamheid. Uitzicht op een hoopvollere toekomst? Meestal minimaal. Morgen halen is al heel wat… en dat klinkt niet alleen als een schrale toekomstdroom, maar is dat ook.

Na een tijdje vervolg ik mijn weg en neem de 1e rechts om daar te wachten voor het stoplicht. Wachten heeft iets moois. Een kind grijpt naar alles om uit te zoeken wat het is en schreeuwt uit wat het wil. En wanneer we volwassen worden, veranderen we in meer (of misschien wel minder) dan een opgeblazen versie van een kind. De rusteloosheid en nieuwsgierigheid neemt enigszins af naarmate we ouder worden, omdat we beter weten (of denken te weten) wat zaken betekenen. We wachten vaker of staan vaker stil. Maar toch houden we nooit helemaal op met om ons heen grijpen, want we snappen nooit alles helemaal. En misschien schuilt daarin wel het frisse, het leven, de hoop.

Want laten we even stilstaan, en ervan uitgaan dat hopeloosheid een staat van zijn is. Dan ligt de het vormen van deze staat van zijn niet volledig bij jezelf. Je hebt kleine (iemand die naar je omkijkt, oprechte aandacht schenkt of een arm om je heen slaat) of grote (een organisatie of overheid die perspectief biedt) hoopbieders nodig. Iemand die rondloopt met het gevoel dat er geen toekomst is en niets te verliezen heeft, gaat zich ook gedragen alsof er niets te verliezen is. Terugtrek gedrag, zelfisolatie en sociale uitsluiting liggen dan als een op scherp gezette Remco Evenepoel op de loer. Het gevoel dat mensen voor je willen zorgen, dat je belangrijk bent, ertoe doet, hoort bij de wens ergens bij de horen, hoop te hebben en een toekomst te zien. Of om in wielertermen te blijven: een sprinter die het volste vertrouwen geniet trapt op het beslissende moment 200watt meer.

Wanneer je komende dagen op een kerstfeestje of diner staat, dan ben je ondanks gezanik om het een of ander, een dronken opa, mensen die ja zeggen terwijl ze nee bedoelen en je druk maken om een fietsweekend naar een plek waar je eigenlijk niet heen wil… mét mensen. Er zijn mensen die op je wachten. Of die hun verhaal aan jou willen vertellen. Mensen die met jou ergens zijn. Maar als de toekomst uitzichtloos lijkt én er is niemand die op je wacht, waarom ben je er dan nog?  Er is niemand aanwezig die je dan kan tonen dat het ook anders kan. Er zijn geen hoopbieders. Mijn vraag voor het nog steeds rode stoplicht is dan ook; wat kunnen we van wielrennen (en de hoopvolle studenten) leren om een hoopbieder te zijn?

Je bent hoopvol als je het idee hebt dat jij en je toekomst ertoe doen. Dat je doelen kunt stellen en die ook kunt bereiken. Belangrijker nog is dat je daarin ondersteund wordt. Of dat nu een luxe superknecht in de bergen is, een stoomtrein als Dylan van Baarle voor in het peloton of een Van Poppel als lead-out. Het is een dynamiek waarvan je weet dat je op anderen kunt vertrouwen. Dat maakt hoop niet altijd rationeel, en kan er ook voor zorgen dat we meer dan we denken afhankelijk worden van een ander, maar je moet ergens beginnen. Beginnen met mensen die je niet opgeven, ook als het gedrag daar meer dan eens aanleiding toe kan geven. De hoop van de hoopbieder is misschien wel belangrijker dan de hoop van de hopeloze. Wanneer anderen geen hoop meer in jou uitspreken, ga je dat zelf ook niet meer koesteren. En wanneer je dat niet meer koestert, is hoopvol zijn een dagtaak met nachtdienst, zonder eigen bed.

Terug naar de verlichte dagen die eraan zitten te komen, waar we met onze geliefden en naasten de hoop en wensen voor het nieuwe jaar gaan uitspreken. Wanneer je dit leest is de kans groot dat je een potentiële hoopbieder bent. Probeer dat ook te zijn. Ook, of misschien wel juist, naar mensen buiten je eigen kerstkransje. Probeer niet zelf de afweging te maken hoe zelfredzaam mensen zijn, maar ga ervan uitgaan dat niemand het in zijn eentje redt. Een kleine beetje toekomst geeft al perspectief, en een klein beetje perspectief geeft vertrouwen en hoop. En andersom. En als hoop een medicijn kan zijn tegen ellende, schuilt in ons allen een dokter. Neem na de WattCycling training een ommetje en ga in gesprek, je zult verbaasd zijn hoe erg de hopelozen op jou lijken. En hoe snel hoop in werking treedt. En laat dit dan alsjeblieft het voornemen zijn dat je langer dan één week volhoudt. Eind januari en begin februari, wanneer alle liefdadigheidsinitiatieven op hun retour zijn, zijn de donkere dagen dat nog niet. Hopeloosheid viert dan zijn grootste feest. Een feest zonder slingers. Toevallig weet ik dat.

Voor nu: veel geluk met je goede voornemens! Ik hoop dat je ze lang volhouden zal.

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink

Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Komende week staan alle trainingen in het teken van de Zesdaagse. Er wordt gesprint, gestayerd, achter de derny gereden en afgelost. Een compleet programma, waarbij na één slecht onderdeel er absoluut nog geen reden is om de hoop te laten varen. We gaan veel rijden in duo’s, om alvast te oefenen om elkaars snelheid, moraal en hoop hoog te houden.

Recent Posts