Kabinetstukje
Je hebt het ongetwijfeld ook wel eens gedaan: Je racefiets met één vinger op het zadel vasthouden en daarna héél voorzichtig loslaten om te kijken hoeveel seconden hij in balans blijft staan. Een paar zweverige tellen blijft de fiets op magische wijze staan. Het heeft iets rustgevends en opwindends tegelijkertijd. Maar al snel volgt dan het plotse vallen als een Tony Martin in de berm. Alsof de fiets ineens beseft dat hij zonder musculaire aandrijving geen bestaansrecht heeft. Dat het gemaakt is om nieuwe wegen te ontdekken, grenzen te verleggen, bergtoppen te bedwingen en bewegelijke avonturen aan te gaan. En daar getuige van zijn is soms minstens net zo mooi… lees verder!
Hoewel wielrennen bij uitstek een sport van het hele volk is wordt het regelmatig in een kunstig jasje verheven. Zo blijft het peloton dagelijks met kunst- en vliegwerk overeind, baart deze oefeningen ook nog eens kunst, en wordt hier en daar de kunst afgekeken. En dat is een hele kunst. Maar wat is kunst? Moet ik mijn smaak beschaven en mij cultureel onderdompelen in de ontwikkelde bourgeoisie om de Tour de France te mogen kijken?
Als we het cliché “kunst moet schuren” aanhouden heb ik nog wel een fietsbroek met oude zeem die aan deze vereisten voldoet. Een paar uur in die broek rijden laat me “de wereld ook nog eens door nieuwe ogen zien” en zet aan tot “vragen stellen”. Toch zou ik deze uitgewrongen bib short (nog) niet als kunst beschouwen. Misschien is het wel iets van liefde op het eerste gezicht, of juist iets wat je alleen door jarenlange studie en ervaring onder de knie krijgt.
Een vlugge zoek sessie op het wereldwijde web vertelt me dat veel mensen van mening zijn dat een goed kunstwerk er niet mag uitzien alsof je het zelf ook had kunnen maken: er moet een buitengewone vakkundigheid en beheersing uit spreken. Dat klinkt ergens logisch, maar een van de mooie dingen aan fietsen kijken is dat je juist denkt dat je zelf prima zou kunnen meedraaien in het peloton. Dat je in de illusie kan leven dat je na een succesvolle bordjessprint in een nieuw pakje wel heel dicht tegen het profpeloton aan zit.
Totdat je er achter komt dat er bijna 40 km/u gemiddeld wordt gereden in een etappe waarin twee keer de Mont Ventoux wordt aangedaan. En Tadej Pocagar een klein uur lang 6 Watt/per kg trapt en daarmee wordt gelost door aanstormend talent Jonas Vingegaard. De puberale donshaartjes rond de wijd opengesperde mond van Jonas waaide op deze kale berg sneller omhoog dan Pantani, Armstrong, Schleck, Froome en Contador ooit hadden gereden. En dat is voor de liefhebber genieten. Soms tot ontroering aan toe. En daar hebben we misschien wel een belangrijk punt te pakken…
Het kunstige bestaat vaak alleen in verhouding tot iets anders…
Niki Terpstra die nog net een jagend peloton voorblijft in de Ronde van Vlaanderen van 2018 zou een stuk minder memorabel zijn zonder jagend peloton. En wat te denken van eeuwige helper Gert Steegmans die als lead-oud harder ging dan zijn sprint kopman Tom Boonen. Koning Tom verslaan zou een minder mooi verhaal zijn geweest als Boonen zijn pedalen niet had gemarteld met stoten van zijn machtige dijen en kuiten, maar Gert gewoon had laten rijden.
De betere kunstwerken zijn vaak nog wat gecompliceerder. Uitgedokterde koersplannen, wachtende ploeggenoten die in de vroege vlucht zijn meegestuurd, bewuste fietswissels en stiekeme bevoorradingen in de vallei tussen twee grandioze alpencols.
Dan denk ik bijvoorbeeld aan de Giro d’Italia van 1995, de 15e etappe naar Oropa waar Marco Pantani vanuit verloren positie na mechanisch malheur de hele koers op heroïsche wijze naar zijn benen zette. Of aan de 19e etappe van de Giro in 2018, een van de meest sensationele dagen in de historie van de grote rondes met een comeback van Chris Froome. In een vooropgezet masterplan ontplofte de koers en liet hij Simon Yates en Tom Dumoulin spartelen als kinderen op een fiets zonder zijwieltjes.
En sinds afgelopen week mogen we Wout van Aert in de Koninginnenrit over de Mont Ventoux daaraan toevoegen. Nog geen 24 uur eerder werd hij tweede in de eindsprint achter Mark Cavendish en liet daar de top van de sprinters wereld zijn kuiten zijn. Een dag later was de winnaar van Milaan – San Remo, Gent – Wevelgem, Strade Bianche en de Amstel Goldrace geen sprinter meer. Hij was ook niet de man die tweede werd op het WK tijdrijden. Of de man die drie keer wereldkampioen is geworden in de modder. Wout was niets van dat alles. En het ook weer allemaal wel. Een beetje zoals kunst. Je weet niet precies wat het is, maar iets maakt het legendarisch.
Het was hedendaagse surrealisme in een expressionistisch realistisch jasje. Een klassiek en romantisch beeld tegen een minimalistische kale achtergrond. Of zoals Vlaamse verslaggever Michel Wuyts deze Mona Lisa’s van de wielrennerij noemt: ‘Kabinetstukjes’.
Ik kan geen woord bedenken die de lading van deze koersparels beter dekt.
En wanneer is iets dan een kabinetstukje? Ik weet het niet. Het is een stukje synchroniciteit met de koers. Iets intuïtiefs. Je weet niet hoe je het weet, maar je weet dat je het weet en je weet dat je dat wist…en dat is alles wat je hoeft te weten. Laten we er vooral zuinig op zijn, niet alles een kabinetstukje noemen en er met het hele volk van genieten. Je hoeft er niet eens voor naar een teststraat, langs de GGD, of in de rij van het museum voor te staan…
Het doktersadvies voor deze week is dan ook: Kijk minimaal een half uur per dag naar wielrennen of ga zelf rijden, tenzij je het druk hebt… dan minstens een uur.
Komende week staat de traptechniek centraal in de trainingen van WattCycling. Of het nu kunststukje, persoonlijke overwinning of een kabinetstukje is… het begint bij trappen, want anders valt de fiets om. Laten we dit basisvereiste dan ook zo mooi en efficiënt mogelijk trainen.
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren