Kijkfiets (WattCycling column)
In mijn pittoreske optrekje aan de Amsterdamse grachten staat het aardig vol. Mijn woonkamer/keuken/platenstudio/fietswerkplaats/plantrijke koffiebar/bibliotheek van 20m2 oogt knus. Al zouden mensen het ook rommelig kunnen noemen. Het kan een kwestie zijn van veel spullen, te veel spullen, of gewoon te weinig ruimte. Voor mij is het een overzichtelijke samenhang aan snuisterijen, semi archeologische en handige vondsten die op een logische manier in de ruimte met elkaar verbonden zijn. Samen maken ze de ruimte. Mijn ruimte. Afgelopen weekend kwam er bezoek. Ongezouten op de fiets uit Rotterdam. Bezoek dat hier nog nooit in huis was geweest. Het bezoek werd afgetrapt met een scharrelen en kijken, een zelfstandige rondleiding zonder hoofdtelefoon waardoor een gids in 6 talen vertelt waar je precies naar kijkt. Het enige dat ik kon doen was koffiezetten, kijken waar de kijker naar keek, en wachten… lees verder.
Naast een paar honderd platen, tientallen beeldjes en tekeningen van over de wereld en minstens acht verschillende apparaten om koffie mee te zetten, heeft het huis veel lampen. In iedere hoek staat er wel een. Van een lichtgevend kapot fietswiel op boomstronk uit het Sarphatipark, via een omgebouwde oude Konica spiegelreflexcamera op een driepoot tot een gieter die zacht geel LEDlicht schenkt. Het mooie aan lampen is dat ze mijn schaduw weergeven. En hoe lang ik ook heb geprobeerd sneller te zijn dan mijn schaduw, deze is keer op keer net zo (on)handig als ik. En het is best fijn om iemand in huis te hebben met wie je geen strijd of competitie hoeft te voeren. Aan wie je je niet hoeft te bewijzen, omdat het toch altijd gelijkspel wordt.
Achter al deze lampen staan boeken. Stapels boeken. Boeken, die niet meer in de kast passen. Als een waar JENGA-kunstwerk in elkaar gevlochten tot bijna aan het plafond. Als boeken met elkaar hadden kunnen communiceren was er in het hoekje achter de bank ongetwijfeld een bioscoophit ontstaan. Daar ligt Een kleine geschiedenis van Amsterdam van Geert Mak innig verstrengeld met Het Oneindige Verhaal van Michael Ende en Walden van Henry David Thoreau. En deze samenvlechting is weer samengeperst tussen Het Grote Wielerklassiekerboek en Otto Scharmers Theory U. Het is dan misschien niet heel vreemd dat de eerste vraag van het kersverse bezoek over de boeken ging…
“Heb je ze allemaal gelezen?” vroeg hij. Voordat ik antwoord kon geven vroeg ik mij af of dit een vraag was die typerend kon zijn. Dus typisch voor iemand die leest, of typisch voor iemand die juist niet leest. Ik weet het niet, maar ik wist inmiddels ook niet meer hoe lang ik erover had nagedacht, dus om ongemak te voorkomen gaf ik snel antwoord: “Dat is niet het geval”, zei ik. “En ik denk dat dit ook nooit gaat lukken.” Ik heb namelijk ooit ergens het advies voorbij horen komen dat je altijd genoeg nog niet gelezen boeken in huis moet hebben om er de rest van je leven door te kunnen brengen. Een advies dat ik maar al te graag heb omarmd. Zo kan ik me verkneukelen over de mooie uren die we samen hebben doorgebracht en nog gaan doorbrengen, zonder onrustig te voelen over alle boeken die nog onaangetast en vrij van aantekeningen in de kast staan. “Zonde”, zei hij.
We liepen verder door de gang waar hij een paar keer op de muur tikte. Een fantastisch fenomeen, dat ik voor het eerst ontdekte toen ik bij mijn toenmalige schoonvader in huis stond en niet goed wist waar ik het over moest hebben. Het tikken op hout, of een muur, of een deurpost heeft niets met het afkloppen van Karma te maken. Het is een universele taal tussen mannen. Je kan een paar keer tikken, het liefst op verschillende plekken, elkaar dan aankijken, en zonder iets te zeggen een heel gesprek hebben gehad. Over hout, verven, vuur, holle muren, wat je zelf allemaal nog wilt klussen, hoe je ooit zelf een tafel in elkaar hebt gezet en uit welk jaartal deze constructie zou zijn. Een ongemak in een gemak, waar geen woorden aan te pas komen. Naast overal eenvoudig kunnen plassen tijdens het fietsen (en nog wat andere zaken) ben ik op een moment als deze blij dat ik van dit soort ben.
Het rustige binnenpretje werd echter luidruchtig verstoord door het kletteren van mijn fiets. Deze stond dusdanig onhandig in de gang geparkeerd dat als je niet het gemiddelde gewicht van de top-10 renners in de Giro hebt (61,2kg) de kans groot is dat je er tegenaan loopt. Na een paar keer sorry en niet erg heen en weer kreeg ik de vraag waarom hij dáár zo onhandig stond, en niet aan de prachtige haak gemaakt van een oud stuur, aan de muur hing. Goede vraag. Luiheid? Slordig? Te moe om op te tillen? Ik weet het niet. Het feit dat ik niet per direct een antwoord paraat heb, zegt niets over de kracht van de vraag natuurlijk, maar het zette me wel aan het denken. Er zijn wel eens tijden, wanneer ik van mening ben dat ik te weinig fietskilometers maak, dat ik hem bewust voor de deur zet. Een foefje uit de categorie Jezelf voor de gek houden voor Dummies. Vroeger ging ik ook wel eens slapen in hardloopkleding en zette ik mijn hardloopschoenen al ontstrikt naast bed. De drempel om de volgende ochtend te gaan is dan dusdanig laag, dat zelfs na een slechte nacht je het niet aan jezelf kan verkopen niet te gaan. Maar van een dergelijk foefje was in dit geval geen sprake.
Verklaringen, excuses, redenaties…van alles schoot me te binnen om de aanwezigheid van de fiets op die plek te verklaren. Maar geen van allen leken de werkelijke lading te dekken. Want om heel eerlijk te zijn stond de fiets daar, en staat hij daar nog steeds, omdat ik hem zo mooi vind. Omdat ik, waar ik binnenshuis ook heenloop, hem even wil aanraken. Zelfs zonder bergen op de achtergrond, zonder coureur met de zoutvlekken op de riempjes van zijn helm op het zadel en zonder kilometers asfalt en klinkers die onder de banden door zoeven, is het gewoon een machtig mooi ding. Een elektronisch geschakelde goede beul die zowel de slechterik in de hoofdrol is, als de beeldschone figurant in een bijrol. Opgebouwd uit onderdelen die zorgvuldig bij elkaar zijn gezocht, uit landen waar ik nog nooit geweest ben, om hier licht besmeurd met Hilversums grind en Botsholse modder in de gang te staan. Vies, maar toch glanzend. Stilstaand, maar toch schreeuwend. Dit apparaat is veel meer een afspiegeling van wie ik ben dan welke LinkedIn tekst dan ook, en daarom zo veel meer dan een apparaat. Als ik naar mijn fiets kijk zie ik stukjes van mezelf. Stukjes die mooier of beter kunnen, maar ook hun charmes hebben. Zoals de twee afgesleten tandjes op mijn 16 achter. Symbolisch voor het verdwijnen van de scherpe randjes met de jaren, maar wel aanleiding voor een vloek als de ketting weer eens overslaat.
Dingen die ik mezelf gun, maar niet weet of ik ze waard ben of verdiend heb, zoals de vrolijk knipperende vermogenspedalen. En dan nog de stukjes tape en tiewraps hier en daar. Een contrast met het glimmende carbon en waarschijnlijk verre van aerodynamisch, maar waren The A-Team en MacGyver nou ook juist niet zo cool omdat ze zo hard gingen in een afgeragd busje of op een opgevoerde grasmaaier?
Het is niet dat ik in de Tour van 1919 samen met Eugène Christophe in de smederij heb gestaan om de voorvork eigenhandig te fabriceren, maar toch vind ik ook deze prachtig. Ik neem hem vaak voor lief, maar hij heeft al vele gaten in de weg en stuurfoutjes voor me opgelost door stabiel te blijven. En laten we eerlijk zijn, zonder voorvork is het simpelweg ook niet meer dan een onhandige eenwieler.
Met een subtiel opkomende glimlach haalde ik mijn hand even over de bovenbuis en zei ik: “Och, je weet wel. Vanuit ieder plekje in huis kan ik hem dan zien. Prominent aanwezig. Heeft hij wel verdiend.”
Mijn nog altijd kersverse gast keek me aan en knikte bevestigend. “En terecht”, zei hij. ‘’Naast een race bak is het ook echt een mooi ding. Een kijkfiets.’’
Ik kende bakfiets, waterfiets, vouwfiets, stadsfiets, en ga zo maar door… maar kijkfiets? En toch voelde het als een compliment en leken we elkaar te begrijpen. En het was op dat moment, dat ik een onbekende gast armer was, maar een vriend en kijkfiets rijker.
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren
Komende week staan er verschillende krachttrainingen op het programma bij WattCycling. Een fiets heeft iets magisch. Een fiets blijft niet staan als er niemand op zit, maar valt ook niet om als er niemand op rijdt. Dit maakt de relatie tot jou en je fiets al een bijzondere. Het wordt nooit makkelijker, je gaat gewoon sneller. En daar is kracht voor nodig. Kracht hoort erbij, zoals huilen bij de liefde hoort. Dus kom trainen en laat die krachten vloeien!