Met Gebalde Vuist (WattCycling column)
Afgelopen week werd er bijna net zoveel afgestapt als opgestapt in de koers. Waar Mathieu van der Poel sneller weer terug op de weg was dan verwacht, knepen mannen als Tom Pidcock, Jack Haig, en Caleb Ewan vanwege ziekte juist eerder in de remmen. Net zoals Tom Dumoulin in de derde etappe van de Ronde van Catalonië. Nadat het peloton kinderlijk eenvoudig eerst wat zuurverdiende KOM’s die ik nog in de regio had staan uit de Strava boeken reed, vond Tom het welletjes. Hoe vaak moet iemand eigenlijk uit koers stappen voordat het nieuwswaardig is dat iemand een koers heeft uitgereden in plaats van wéér is afgestapt? Hij oogde in ieder geval fitter dan kersvers Parijs – Roubaix winnaar Sonny Colbrelli die na een zilvere spurt in elkaar zakte met een hartstilstand. Maar wel weer minder opgelucht dan tennisster Ashleigh Barty. De huidige nummer 1 op de wereldranglijst bij de vrouwen kondigde deze week op 25-jarige leeftijd aan definitief het racket in het net te gooien en iets anders te gaan doen. Maar wanneer is stoppen misschien niet de beste optie? Daarvoor moeten we terug naar 1974…
Als we het lijstje met oud winnaars van de Ronde van Vlaanderen langslopen zien we daar prachtige namen tussen staan als Briek Schotte, Tom Simpson, Rudy Altig (de man met nog altijd de mooiste bijnaam in het peloton), Eddy Merckx en Andrea Tafi. Wanneer we ons richten op alle overwinningen met een rood, wit en blauw randje zien we Niki Terpstra en Adri Van der Poel als laatste Nederlandse winnaars, en Wim van Est en Jo de Roo als eerste. En de overwinning van Jo de Roo in 1965 is ook bepalend geweest voor het succes van Nederland in Vlaanderens Mooiste van 1974. Toen mocht Cees Bal zich tot koning van Vlaanderen laten kronen. Cees wié, hoor ik u denken. Cees. Cees Bal. Een eigenwijze snuiter uit Kwadendamme.
Zoals wel meer grote renners is Cees geboren in Zeeland, nog ver voordat het NK-tegenwind daar werd gehouden. Zijn grote voorbeeld is Jo de Roo, die een paar dorpen verderop woont, en onder meer Bordeaux – Parijs, de Ronde van Lombardije en Parijs-Tours op zijn naam schreef. Na de zege van Jo in de Parijs – Tours van 1962 krijgt hij daar ook de Gele Wimpel uitgereikt, bestemd voor de winnaar van de snelst verreden editie van een wedstrijd over meer dan 200km. Met een gemiddelde van 44,903 kmph over 267km slaagde Jo met de overwinningsvlag en wimpel. Een wimpel die hij pas in 1997 weer hoefde af te staan aan niemand minder dan Andrei Tchmil, welbekend van een paar columns geleden.
Cees bal ziet Jo de Roo dus veel winnen, en wil dat ook. Een moeilijke jeugd, waar vader het gezin onverwachts in de steek liet, zorgt ervoor dat Cees al jong op eigen benen moet staan. Sterke benen welteverstaan. Fietsbenen. En ook eigenwijze benen, want hij neemt zelden iets van iemand aan.
Wanneer hij als talentvolle amateur niet geselecteerd wordt door de bondscoach voor belangrijke koersen voelt hij zich bedrogen. Hij klopt aan bij zijn held Jo, en die weet een plekje voor hem te bemachtigen bij de Franse Gan- Mercier ploeg. Een profbestaan was vrij onzeker in die tijd, tenzij je een belangrijke knecht bent, zoals Jo de Roo jarenlang voor Anquetil was, of als je wint. En winnen zou Cees; in de Ronde van Vlaanderen. Mede door zijn minutieuze voorbereiding, waarbij hij elke bocht uit zijn hoofd leert, lukt het hem om op het juiste moment, op de juiste plek met een lijf vol adrenaline te demarreren en solo aan de meet te komen. En die adrenaline kwam niet alleen van gezonde wedstrijdspanning, maar van een voorgeschiedenis. Met weer een andere Nederlander…
De week voor De Ronde rijdt Cees namelijk nog de Ronde van Catalonië. Na een monsterontsnapping in de eerste etappe rijdt hij direct met de leiderstrui om de schouders. En trui die hij in de slotetappe ook nog draagt, als hij voorop komt te zitten in een groepje van vier. Met Merckx en Ocaña twee vedettes van uitzonderlijke klasse, maar gelukkig ook ploeg- en landgenoot Joop Zoetemelk. Wanneer Ocaña en Merckx met zijn tweeën proberen weg te rijden, zijn het Cees en Joop die het gat gebroederlijk dicht rijden. Niets lijkt de eindzege meer in de weg te rijden en op het gezicht van Cees verschijnt iets wat bij hoge uitzondering door kan gaan voor een glimlach. Maar waar Cees zeker lijkt, gaat Joop over lijken. Joop schakelt bij en zet op een groot verzet verwoestend hard aan. Cees is des duivels en slaat op zijn eigen benen van onbegrip. Benen die van ongeloof ook onmiddellijk blokkeren. En wanneer Cees vloekend en tierend over de finish rijdt, wordt Joop Zoetemelk al gehuldigd voor zijn dubbelslag.
Daags na deze opmerkelijke gang van zaken strijkt de ploeg van Cees Bal neer in een hotel nabij Gent, om zich voor te bereiden op de Ronde van Vlaanderen. Maar zonder Cees. Cees is nog steeds woedend, en is bij aankomst in Gent via de achterdeur op zijn fiets vertrokken naar Zeeland. Hij wil niet onder één dak slapen met die NSB’er van een Zoetemelk, en fietst naar huis.
Op de zondagochtend van De Ronde fietst Cees de bijna 100km terug naar Gent waar hij nog net kan aanschuiven aan het ontbijt. Hij praat met niemand. Eet stevig. En snel. Met venijn. De woede van het Catalaanse fiasco de week ervoor is doorgewaaid in Zeeland, en omgezet in pure goesting. In wilskracht. En deze kracht, gecombineerd met de Zeeuwse stugheid die al in de kop en benen zat, is iedereen te gortig. De bloemen zijn voor in de gebalde vuist van Cees, die hij direct schenkt aan zijn moeder. Want het was zijn moeder bij wie hij daags voor de koers zijn woede kwijt kon. En het was zijn moeder die hem had verteld dat dit niet het moment was om op te geven.
Komende week staan er verschillende koersen centraal bij WattCycling. We simuleren de korte venijnige klimmen van de Amstel Gold Race, de waaiers van Gent – Wevelgem en maken het verschil op de Bosberg in de Ronde van Vlaanderen. Ben je meer weggegeld voor het grote rondenwerk? Dan kan je ook nog altijd mee op trainingskamp naar Girona.
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren