Minder fietsen, Meer trainen (column)

 In WattCycling column

Fietsen, veel fietsen,’ zo luidde het antwoord van Eddy Merckx op de vraag of hij nog trainingstips had. Met een palmares waar meer dan 525 overwinningen op staan, waarvan 28 klassiekers, bijna honderd dagen in de gele trui en 5 keer zowel de Giro als de Tour de France, ben ik geneigd dit blind aan te nemen. Maar als we kijken naar de training standaarden van andere grootheden, zoals bijvoorbeeld Jacques Anquetil, zien we een heel ander schema. Monsieur Chrono is, met 13 podiumplaatsen in de drie grote rondes waarvan eveneens 5 keer de Tour de France, toch ook niet de minste. Met hoge intensiteit ritjes achter de auto van maximaal twee uur hield hij er echter een hele andere methode op na. Wat sprintjes, wat hoge cadans en daarna de beentjes omhoog op het kasteel in La Neuville. De vraag is nu…wat is wijsheid? Minimaal 400 kilometer in de week op zijn Mercxk’s of intervallen à la Anquetil?

Per jaar verschijnen er meer dan duizend artikelen en onderzoeken die hier iets over te zeggen of vinden. Er zijn vele waarheden en onwaarheden te bedenken en te onderschrijven. En hoewel het menselijke lichaam niet heel veel veranderd is sinds het tijdperk Merckx, is er één tool die het wielrennen voorgoed heeft veranderd en een significante invloed heeft gehad op trainen: de vermogensmeter. Waar trainingsrondjes werden bepaald met een kaart, inspanningen werden geijkt met een stopwatch of ‘zweetmeter’ en vorm vooral werd afgemeten aan het aantal sprintjes wat je won van ploegmaats, is daar veel in veranderd. Hartslag-, cadans- en snelheidsmeters gaven al iets meer inzicht, maar de intrede van de vermogensmeter is de grootste technologische impact op het peloton ooit geweest.

Zoals wel meer uitvindingen is de vermogensmeter ontstaan uit persoonlijk ongenoegen. In 1986 zat werkbouwtuigkunde student Ulrich Schoberer, die graag zijn rondjes maakte op de racefiets, zich te overpeinzen over de inefficiënties van feedback voor wielrenners. Cadans, snelheid en hartslag waren in zijn ogen te onderhevig aan variabelen als wind, richting, temperatuur en terrein. Vermogen, uitgedrukt in wattage of watt per kg, is dat niet. En zo geschiedde de ontwikkeling van de SRM (Schroberer Rad Mestechnik) die in 1988 op de professionele markt zou komen. Greg Lemond was bij grote toeval, door een toevallige ontmoeting in Zwitserland, een van de eerste klanten.

Begin jaren ’90 waren er slechts enkele hobbyisten en nog minder professionals die de SRM in hun crank hadden zitten. Zoals altijd heeft een innovatie wat aanlooptijd en early- adapters van naam nodig. Ook de kosten en complexiteit van het product hielpen niet mee. Maar als er één ding te noemen is wat de ontwikkeling van de vermogensmeter in de weg heeft gestaan, dan is het wel doping. Mikel Zabala, bewegingswetenschapper alsmede trainer bij Movistar en tevens de man achter de komeetachtige ontwikkeling van Nairo Quintana legt het als volgt uit; ‘’In een tijd met slechts enkele coaches en nauwelijks sportpsychologen, biomechanici of inspanningsfysiologen betrokken bij de wielersport…geloofden mensen dat doping de enige manier was om nog beter te worden.’’

Na een lichtelijke opschoning van de sport deed de vermogensmeter, met de snelheid van een dalende Santiago Botero, zijn intrede in het peloton. Eindelijk was er een middel dat de hoeveelheid training kon kwantificeren, de trainingsdruk, de reactie op bepaalde trainingsprikkels en waarmee ook de relaties en vergelijkingen tussen eerdere prestaties konden worden gelegd. Zo deden nieuwe trainings- en race strategieën hun intrede en konden er voorspellingen over vorm in de toekomst gemaakt worden. Deze intrede heeft de wielersport voorgoed veranderd.

Prachtige verhalen zijn hierover terug te vinden hoe, zoals bij iedere verandering, de een hier beter mee om kon gaan dan de ander. De ‘generatiekloof’ tussen Fabio Jakobsen en rouleur Niki Terpstra, de trainingen van Tom Dumoulin of de tijdritten van Sam Oomen zijn het luisterend waard. Wat voor type rijder je ook bent, met welk doel voor ogen, de vermogensmeters is vandaag de dag een rijders beste vriend.

Het eerste ‘bewijs’ wat ik me live kan herinneren is de Tour de France van 2013. De etappe waar Chris Froome na een ware uitputtingsslag binnen het uur de Mont Ventoux op klom. Zijn laatste trap over de finish was ook absoluut de laatste trap die hij kon doen. Neerploffend op de kale berg werd een zuurstofmasker omgesnoerd en minutenlang snakte Froome naar adem. Adem die hij een week later genoeg had toen hij juichend op het podium stond. Vijf keer viel hij aan op de Ventoux. Iedere keer loensend naar zijn vermogensmeter. Soms deed hij zijn ogen een paar seconden dicht van pijn en waarschijnlijk een klein gebedje, en dan weer volle focus op de wattages. Zijn reactie een paar weken later in de Franse krant vat het mooi samen: ‘’Ik wist hoe lang ik maximaal kon gaan voordat ik neer zou vallen, ik wist exact hoe vaak ik kon demarreren.’’ Op de vraag hoe hij zo zeker wist dat dit ging werken reageerde Froome simpel: ‘’Natuurlijk weet ik dat, ik weet toch mijn drempelwaardes.’’

De Tour de France nog winnen is een drempel die misschien net iets te hoog is, maar leren, balanceren en profiteren van onze eigen drempels is altijd een goed idee. Havelock Ellis wist ver voor de uitvindingen van de vermogensmeter al waar het op stond en zei: ‘’Mensen die zichzelf kennen zijn niet langer dwazen; zij staan op de drempel van de deur der wijsheid.’’ Tijd om onze eigen drempelwaardes te leren kennen en hier wijs mee om te springen. Komende week staan de drempeltrainingen dan ook centraal bij WattCycling.

 

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Recent Posts