Nachtrijders (WattCycling column)
De Dwaas, De Voorloper, De Zwerver, De Profeet, allemaal potentiële bijnamen van wielrenners. Al klinken ze wel net wat minder machtig dan De Beer van Sprundel en De Engel van het Hooggebergte. Wat bijnamen van renners in ieder geval met elkaar gemeen hebben is dat ze overdag zijn verworven. Maar voor hoe lang nog? Met een groeiend aantal wedstrijden over honderden kilometers waarin je zelf je koers en rusttijd mag indelen tot en met heuse 24-uurs fietsraces, zoals afgelopen weekend op het circuit van Zandvoort, verschuift naast de fysieke en mentale grens ook de tijdsgrens van de wielersport. Het lijkt dan ook een kwestie van tijd voordat de Komeet van de Nigtevechtse Nacht ontspruit. Lees verder!
De potentiële bijnamen van wielrenners die hierboven genoemd worden, zijn boektitels van Khalil Gibran. Een ongekende Libanese schrijver, schilder en poëet die het grootste gedeelte van zijn leven als vrijdenker door Amerika en Europa trok. Hij heeft vele mooie dingen geschreven, waarin opvallend vaak liefde, tijd en de nacht wordt aangehaald. De zin: “Alleen via het pad van de nacht bereikt men het ochtendgloren” uit zijn werk Zand en Schuim bleef onlangs aan mijn bagagedrager kleven. Ik fietste vlak voor zonsopgang over de NDSM-Werf in Amsterdam Noord richting het pontje. Voor mij was het vroeg. Ik fietste langs een uitgedund peloton aan mensen, hangend op banken van pallets en hier en daar een vluchter die lichtjes stond te dansen rond de laatste vonken van een vuur. Voor deze mensen was het niet vroeg, en ook niet laat. Deze mensen leken precies op tijd.
Toen ik dusdanig dichtbij kwam om gelaatsuitdrukkingen te kunnen herkennen viel het niet te missen op; die gelukzalige blik die we een aantal jaar hebben moeten missen. Uitgeput van het dansen, maar nog te gelukkig om afscheid te nemen van de nacht. Moe, maar voldaan. Met de nadruk op voldaan. Wat ook merkbaar in het oog sprong was dat niemand op zijn of haar telefoon zat om te ontsnappen aan de tijd, en meer dan de helft van de mensen lachten. Sommigen zachtjes, sommige met een hik, en het gros van het peloton in stilte als een Thomas Voeckler met de tanden licht ontbloot. Zachtjes, maar met het vuur en verlangen nog in de ogen. Vergenoegd is het woord dat het denk ik het beste omschrijft. Ze hebben de nacht geleefd en de morgen gehaald, en zien nu wel verder. Of niet. De tijd zal het leren.
En daar ligt direct een gevoelig punt. We beschikken over het geestelijke vermogen om nagenoeg oneindig ambitieuze plannen te bedenken, maar eigenlijk is ons bijna geen tijd toegemeten om die ook te verwezenlijken. De ruimte die ons is gegeven snelt zo snel en haastig voorbij dat op een enkeling na, eenieder merkt dat juist wanneer hij of zij klaar is voor het leven, dat leven voorbij is. Maar deze gemeenschap leek zich daaraan te onttrekken. Als een groepje wielrenners wat ontsnapt is uit het peloton en collectief een nachtelijke tijdmachine is ingereden, leefden zij hun eigen koers. Deze mensen hadden onwaarschijnlijk een drukke nacht achter de boeg zoals ieder van ons drukdrukdruk ervaart, maar leken zich niet druk te maken of ze wel aan de juiste dingen waren toegekomen. Ze waren niet alleen ontsnapt uit het peloton, maar ook uit het eeuwigdurende heden. In plaats van het leven te leven in een vorm van afwachten, hebben ze de schoonheid van de nacht ontdekt en geleefd. Ze hebben geen slaapliedjes gezongen voor hun kinderen in de hoop dat ze zelf konden slapen, maar gezongen om het zingen. En dat klinkt toch anders.
Aangekomen op het pontje alarmeerden de vogels mij voor de dageraad. Met de warmte voorzichtig drukkend op de huid pakte ik een boekje uit mijn tas om gedurende de oversteek naar het Centraal Station te lezen. Een klein beetje afleiding van de haastigheid om me heen. En bovenaan de pagina in het boek van Kahlil Gibran stond: “In het hart van elke winter zit een trillende lente, en achter de sluier van elke nacht zit een glimlachende dageraad.” En dat is inderdaad misschien wel het mooie van de nacht, omdat het elke keer weer toegang geeft tot de ochtend. Totdat het een keer niet zo is, en de nacht juist verzoent met het feit dat er ooit geen morgen op zal komen. Iets waar de nachtrijders van de NDSM – Werf zich bewust van leken te zijn.
De zonsopgang was prachtig boven het IJ. En ook al wordt hij vaak in één adem genoemd met de zonsondergang, zie ik hem toch aanzienlijk minder vaak. Ik stopte mijn boekje weer weg en voelde de nacht weggedrukt worden door de oranje gloed die met de minuut hoger kwam te staan. De dag stond wederom klaar, een lange dag, en ik had er niets voor hoeven doen. En met de langste dag van het jaar (blijft een vreemde bewoording) nog in aantocht, verheug ik mij nu al op de fietstocht die in het vooruitzicht ligt. Ik begin overdag, en ga nog even door als nachtrijder. En als het echt donker is, dan stap ik af en maak ik vuur. Misschien ook wel muziek. En ga ik zingen. En dansen. Tot in de ochtendschemering, totdat die zal komen.
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren
Komende week staan er verschillende intervaltrainingen op het programma bij WattCycling. Zonder stoppen is er geen beginnen en zonder beginnen valt er niet te stoppen. Daarnaast is er sprake van een weten wanneer je moet stoppen en weten wanneer je kan stoppen. Dit alles valt te leren en balanceren om er uiteindelijk beter van te worden. En dat is precies wat we gaan doen! Kom trainen en verzoen je met de intervallige tijd!