Tour-isme of Bedevaart?
Dingen veranderen nog wel eens van betekenis, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Zo is de racefiets voor de een levensreddend geweest, terwijl het de ondergang van een ander heeft ingeluid. De ene dag is het een vrijheidsmachine richting onbegrenste avonturen, om een dag later het noodgedwongen vervoersmiddel te zijn naar die beperkte geestdodende werkplek. En je kan er ook gewoon naar kijken alsof het kunst is. Ik zit eraan te denken om weer eens met de fiets op vakantie te gaan. Op fietsvakantie. Maar dan wel iets meer op de bonnefooi. Is het dan meer een reis? Een trip misschien? Of slechts een vervoersmiddel naar een telkens onbekende plek? Lees verder…
Wanneer je weleens een twijfel, dilemma of aarzeling met iemand deelt omdat je er zelf niet helemaal uitkomt, is de kans groot dat je te maken krijgt met een reactie…waar je vrij weinig mee kan. Van advies van iemand die half geluisterd heeft en vooral zijn eigen verhaal wil vertellen tot aan de semi- gemeende schouderklop. Maar een van mijn favorieten blijft toch wel: ‘Je moet doen wat goed voelt.’ Klinkt logisch, want waarom zou je iets tegen je gevoel in doen? Ongetwijfeld is het ook goed bedoeld om iemand simpelweg comfort te bieden. Maar zijn we anno 2023 nog wel in staat om ons gevoel aan te spreken als raadgever? Met een zak Hamka’s en een bak koffie op de bank ploffen en de hele middag de Tour de France aanzetten voelt best goed, waar gezondere eetgewoontes, een (sport)ritme opbouwen, emoties toelaten en verwerken, disciplines ontwikkelen en de boel eens schoonmaken niet per se goed voelen. Het vraagt meer lef en doorzettingsvermogen. Geeft iemand dit advies dan om het zichzelf wat makkelijker te maken? Of zouden we elkaar gewoon meer moeten uitdagen en een onderscheid maken tussen wat goed vóélt en goed ís?
Bij uitdagen denk ik gek genoeg gelijk aan het beklimmen van een berg. En in het bijzonder aan een foto van de Mount Everest, de hoogste berg van de wereld, die in 2019 viraal ging. Een peloton van ruim 200 klimmers stond op ruim 8800 meter in een file die je normaal voor De Nachtwacht in het Rijksmuseum ziet staan. Iets wat ooit een van de grootst onmogelijke en onbehagelijke opgaves was, de ultieme uitdaging voor de getrainde sportieveling die met ware doodsverachting het uiterste van zichzelf vraagt, is verworden tot een ‘experience’ die je kunt kopen. Voor vijftigduizend euro ga je via de goedkoopste prijsvechter met begeleiding naar de top. Van een eenzaam gevecht met jezelf en de elementen naar een wedloop waarin het vooral knokken is om ervoor te zorgen dat je wel een foto kunt maken van het ongerepte uitzicht. Het gevoel van vrijheid, moet wel ervaren en vastgelegd worden. Volgens filosoof en toerisme-expert Ruud Welten een wezenskenmerk van de toerist: een toerist wil zelf geen toerist zijn.
Het niet zomaar ergens willen aanwaaien, maar juist verdiepen in een plaatsje om daar de onbedorven toeristloze plekjes te vinden en niet toeristisch te kijken, is bij uitstek toeristisch. Het woord toeristisch werd overigens voor het eerst gebruikt begint negentiende eeuw door de Franse schrijver Stendhal, naar wie later een psychische aandoening werd vernoemd. Wij lijdt aan het syndroom van Stendhal raakt onwel door overmatige blootstelling aan overrompelende schoonheid. Iets wat de gemiddelde wielrenner heeft als hij naar zijn eigen bespiegeling in de etalageruit kijkt. En hoewel dit duidt op enige vorm van esthetische gevoeligheid, worden toeristische termen als ‘toeristenmenu’ en ‘toeristentarief’ toch vooral geassocieerd met massaliteit, karakterloosheid en een matige smaak.
Waar een reiziger nog een bepaalde afstand aflegt voor een opdracht of missie, lijkt een toerist vooral een ontspanning in vreemd gebied na te streven om daar de alledaagse beslommeringen af te leggen of juist te ontwijken. Dus heel veel op de telefoon zitten, of juist helemaal niet. Contact houden met het thuisfront, of juist gaan naar het authentieke, onbedorven, nog niet-toeristische plekje wat helemaal niet (meer) bestaat.
Dus wat ga ik eigenlijk doen als ik zeg dat ik op fietsvakantie wil? Ik zou mijn verlangen willen omschrijven als een stukje verleden met een ander landschap en cultuur, lijfelijk te ervaren. Een wens om mijn bestaan te vernieuwen en verrijken. Een beetje zoals de middeleeuwse pelgrims op bedevaart gingen naar een heilige plek, wil ik een steentje, blaadje of takje meenemen van de klim in Oropa waar Marco Pantani in 1999 op majestueuze wijze meer dan 45 renners inhaalde. En dat als ik een jaar later dat steentje dan uit mijn zak vis weer overvallen kan worden door datzelfde gevoel. Ik wil juist níét doen wat goed voelt, maar afzien. Getroffen en geroerd worden door mijn eigen fysieke ongemakken beseffende welk Tour-isme zich heeft afgespeeld op de Col de la Loze. Ik wil geen comfort of ontspanning, maar dingen in me opnemen die de potentie hebben om levensveranderend te zijn. Naast een fysieke ook een innerlijke verplaatsing en verbinding opzoeken. Een desoriëntatie voelen die zowel beangstigend als vreugdevol is. En waar Goethe dat ondervond toen hij voor het eerst naar bed ging met een vrouw tijdens zijn Italië-reis, ligt die vervolmaking met het zelf ook in het fietsen in de bergen.
Dus geen reis om een ‘reizigers’ identiteit op te bouwen, maar juist om mezelf af te breken. Is het dan een reis of een vlucht? Zoals Seneca schrijft: ‘Je vlucht in gezelschap van jezelf. Je moet de last van je geest afleggen, anders zal geen enkel landschap je rust geven.’ Dan vraag ik me wel af of ik dan ergens naartoe of juist ergens van weg wil? Misschien wel weg van het zelf om weer even heel intens verbonden te zijn met de wereld.
Dus wat ga ik deze zomer doen? Op bedevaart met mijn fiets. Tenminste, het is maar net hoe je ernaar kijkt…
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren
Komende week staan alle trainingen in het teken van het drempelpunt. Een fysiologisch kantelpunt waar lekker voelen stopt en onbehagen begint. Iets waar je mee kan spelen door er als een soort banjerig kind onder, op en boven op te klimmen. Waarom? De desoriëntatie die dan optreedt is zowel beangstend als vreugdevol, maar maakt dat je als het ware opnieuw gaat zien. Het is een short-cut naar je hernieuwde staat van zijn, waarvoor je niet de halve wereld over hoeft, maar gewoon kan ervaren tijdens een blokje op de Wattbike.