(T)rots, Met Twee Handen op de Rug (WattCycling column)

 In WattCycling column

Voor wie nog nooit 1500 meter volle bak heeft geschaatst stel ik het volgende voor: als je maandag weer naar kantoor gaat pak je niet de lift, maar de trap of noodtrap. Sprint je vervolgens 2 minuten zo hard als je kan die trap op, terwijl je door een rietje ademt. En kijk of je een paar collega’s zo ver kan krijgen om de laatste paar trappen wat spijkers in je bovenbenen te timmeren. Zo kan je zonder behulp van thermoplastische kuipschoenen, aerodynamische overschoenen en Zamboni’s toch een vleugje meekrijgen van hét gevoel. Welk gevoel precies? Lees verder!

Met de Olympische Spelen in volle gang is het verleidelijk om je bovenlijf te laten samensmelten met de rugleuning van de bank, als een Rohan Dennis en zijn tijdritfiets. Een mystiek in elkaar opgaand iets, waar de fysiotherapeut zo zijn twijfels over heeft. Nu de gezondheidszorg weer enigszins op adem lijkt te komen, is het dan misschien ook maar beter om zelf van de bank te komen en buiten adem te geraken. Bijvoorbeeld, op de trappen van NEMO.

Sinds de musea weer geopend zijn, is ook het hek halverwege de trappen van NEMO weer open. Dit betekent dat ik vanuit huis, langs het olifantenverblijf van Artis, tussen de millennials met een coffee-to-go door kan rennen tot aan de top van Nemo. Op gelijke hoogte met de kade van het scheepvaartmuseum beginnen gigantisch veel traptreden die net onder de poreuze dampkring op het dakterras van NEMO eindigen. Kortom, een perfecte plek om jezelf helemaal leeg te trekken met sprintjes.

Ondanks dat de zwaartekracht onweerlegbaar in mijn nadeel spreekt, geeft het om eerlijk te zijn een enorme kick. De rusteloosheid van een dag stilzitten achter de laptop wordt in één enkele, onbeteugelde, ongecompliceerde beweging getransformeerd tot een eenvoudige sensatie op de top. Waar je vroeger nog wel eens rondjes rende om te kijken hoe snel je schoenen waren, of om uit te vinden hoe ver je kon komen totdat de batterijen van de schoen lampjes op waren, bestaat het volwassen leven maar al te vaak uit voorzichtig en oplettend zijn. We moeten op onze woorden passen, impulsieve neigingen onderdrukken en vaak tot 10 tellen zonder een sticker of snoepje als beloning te krijgen. De trappen van NEMO oprennen werkt dan ook als een heerlijk tegengeluid. Het heeft iets van een simpele, doelgerichte puurheid in zich. Een toewijding zonder dubbele bodems, agenda’s of subtiliteiten.

Natuurlijk is het niet volledig gedachteloos. Er is sprake van het concentreren op het netjes neerzetten van de voeten, de lengte van de pas, het evenwicht, het ritme, maar ergens gaat het toch ook vanzelf. En ook vanzelf steeds minder. Waar de eerste poging nog valt onder de definitie van rennen of hardlopen, lijkt poging 6 al meer op joggen en is sprint nummer 14 een kwellende afgang in slow-motion. Mijn lichaam slaat bijna dubbel als mijn voet op de betonnen treden klapt en mijn hartritme bonst op het tempo van een housebeat van Martin Garrix. Het is vanaf dat moment een kwestie van licht wanhopig, struikelend en gedesoriënteerd voortploeteren op zoek naar een gevoel. Een oergevoel dat losbreekt van het denken waar ik het grootste gedeelte van de dag mee zit opgescheept. Eenmaal boven, duurt het een paar minuten en wat 1500 meter kuchjes voordat er weer symmetrie in de ademhaling komt. En nadat de misselijkheid een paar keer is doorgeslikt komt dat gevoel, alsof het gedragen wordt door de wind, dan eindelijk binnenvallen. Een gevoel van trots.

Want natuurlijk is sporten een middel om spieren in vorm te krijgen, of het hart-long systeem efficiënter te laten werken, maar daar houdt het niet op. Het zorgt ook voor een robuuster beeld van onszelf, van het ‘zelf’ dat bij het inspannen van het lichaam hoort. We zien onszelf net anders wanneer we stappen, trappen of trillend op de benen staan. We worden steviger en rekken onze grenzen tot een trots, vreugdevol en voldaan gevoel. Wanneer we in de spiegel kijken zien we een levendiger, fijner getekend zelfportret. Het plezier en de trots in het afpeigeren van ons lichaam kan zo een inleiding zijn om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen bestaan. We hebben één lichaam, en twee levens. En het tweede leven begint wanneer we beseffen dat we er maar één hebben. En daar heeft geen 1 of 0 in Excel me ooit op gewezen.

We hebben een korte tijd te leven en een nog kortere tijd waarin we sterk en fit zijn. We zullen er daarom voor moeten waken niet te gaan strijden tegen bitterheid of aannames die horen bij een leeftijd, maar de nadruk te zoeken in de sterfelijkheid. Een sterfelijkheid die onze menselijke verantwoordelijkheid onderstreept. Met deze nadruk op de kortstondigheid en breekbaarheid wil ik er absoluut geen grimmig verhaal van maken, maar juist de potentiele bronnen van plezier benadrukken. Juist omdat intensieve lichamelijke inspanningen zo breekbaar en vluchtig zijn, kunnen ze leiden tot gelukzaligheid en trots.

Een besef dat we met een gelimiteerd aantal dagen en beperkte vitaliteit toch de moeite nemen onszelf te blijven verbeteren door ons fysiek in te spannen. Dat we ondanks alle mogelijke en verleidelijke manieren om dat niet te doen, en om vanaf de bank waarmee we vergroeien commentaar te leveren op mensen die zich door een of andere winterse vorm de oncomfortabelheid inzwoegen, ons er toch toe zetten.

Hier is niet alleen fitheid voor nodig, maar ook een sterk verantwoordelijkheidsgevoel. Het besef dat we morgen neer zouden kunnen vallen zonder tot de grenzen van ons kunnen te zijn gegaan. En dit gaat niet zozeer om een positieve YOLO of Leven in het Nu gedachte, maar om een stevigere greep te krijgen op onszelf. Een breekbaar wezen met een kleine hoeveelheid vitaliteit en een nog onbekende houdbaarheidsdatum.

Het lichamelijk inspannen is dan een reminder aan de lasten van het bestaan, waar we plezier aan ondervinden als we het optillen en mee een trap op rennen. In de begindagen van COVID-19 werd de Mythe van Sisyphus van de Franse filosoof Albert Camus veelvuldig aangehaald. Albert beweerde dat Sisyphus, die eeuwig een rotsblok de heuvel op moest rollen, maar telkens vlak voor de top weer helemaal naar beneden rolde zodat hij weer opnieuw kon beginnen, gelukkig was. Het was namelijk zijn rots, zijn plicht, zijn taak, en niet die van iemand anders. Ondanks de nutteloosheid van het bestaan, was hij trots. De trots die trainen ons geeft, biedt datzelfde vermoeiende geluk. De vraag is dan wel of we Sisyphus, of juist de rots zijn.

Ik denk vooralsnog meer als de rots. Maar wel een trotse rots. Eentje met twee handen op zijn rug. Net als Ireen Wüst en Kjeld Nuis. Toegewijd en tot de grens. En mocht je niet meer diep kunnen zitten zoals Sven Kramer, dan maar staand klimmen. Want het is beter rechtop te sterven, dan op je knieën te leven.

Komende week staan de WattCycling trainingen in het teken van de Olympische Spelen. We simuleren schaatsonderdelen, fietsen in de sneeuw en zoeken de grenzen van ons hart-long systeem op bij de Wintertriatlon. Neem je verantwoordelijkheid en kom trainen om daarna met een trots gevoel op de bank de spelen te kunnen kijken!

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Recent Posts