Winners & Losers (WattCycling column)

 In WattCycling column

Hij deed het weer. Mathieu van der Poel. Met een Normalized Power van 373 Watt over dik vier úúr ging hij harder dan het asfalt Dwars door Vlaanderen. Op een woensdag nota bene. Zelfs Victor ‘zaagmans’ Campenaerts stond ervan te kijken hoe ongekend straf de week werd gebroken. Met een cadans van 137rpm reed Matje een gaatje dicht op de werelduurrecordhouder die als een aerodynamische sloopkogel afgemonteerd met een 58 voorop, in de afdaling probeerde weg te rijden. Met een recuperatie vermogen dat sneller hypercharged dan een elektrische Audi E-tron werd de volgende meer dan Oscarwaardige klap uitgedeeld. Door een perfect aangesneden bocht naar rechts, die doorgaans toch onnatuurlijker aanvoelt dan naar links, reed hij de overgebleven Tiesj Benoot op een gaatje en met de armen in de lucht over de meet. Winner: Mathieu. Losers: de rest. En ondanks de bloedstollende strijd en oppermachtige zege, schuilt daar ook net een gevaar… lees verder.  

Een van de grootste worstelaars aller tijden opperde al eens dat gouden medailles niet echt gemaakt zijn van goud. Maar van zweet, vastberadenheid en een moeizaam te vinden stukje genaamd lef. Een klein beetje gek zijn helpt ook. Net als een tikkeltje egoïstisch zijn. Wanneer dit goed uitpakt noemen we dit liefkozend de drive die nodig is om te winnen. Een ander te willen verslaan. Winnaarsmentaliteit. Maar wat als de overwinning uitblijft en we ongeduldig worden? Of dat we goud winnen, maar alleen nog maar meer willen? Dat een groot ego zich vooropstelt, ruimte eist, zich letterlijk en figuurlijk volvreet omdat hij onverzadigbaar is, maar nooit genoeg krijgt? En je hoeft geen Lil’ Kleine of Peter ’De Grote’ Sagan te heten en een schijnwerperbestaan te leven om hier mee te maken te hebben…

In 2005 hielt SIRE al een campagne waarin Nederlanders werd opgeroepen minder snel te schelden en slaan. Die opvliegendheid is een teken van een te groot ego volgens hoogleraar sociale en politieke theorie Harry Kunneman, die het ego ook wel het ‘dikke-ik’ noemt. Een opmars die al bezig is sinds de jaren 60 en deels het gevolg lijkt te zijn van het wegvallen van verticale gezagsverhoudingen. Er is nauwelijks meer sprake van een moraal die van bovenaf wordt opgelegd, of het nu door een god, baas, of vriendin in huis is, waardoor individuen autonomer zijn dan ooit. En wanneer morele autoriteiten vrijwel ontbreken, kan iedereen op zijn eigen morele kompas fietsen en daarbij lijken individuele behoeften de enige overbleven norm. Wat we krijgen is zowel een opmars van topmanagers die zich disproportioneel veel toe-eigenen en het vanzelfsprekend vinden dat ze nog meer krijgen, maar ook meer mensen die de trein uitstappen en iedereen aan de kant duwen, omdat zij zo snel mogelijk naar buiten willen. Tegelijkertijd zijn er ook mensen zijn die met eenzelfde dikke-ik normering graag de trein in willen voordat iedereen is uitgestapt. En over de ‘van-wie-is-de-weg’ strijd die fietsers en automobilisten regelmatig voeren hoef ik denk ik niet eens verder uit te wijden.

Wanneer we gesterkt door grote technologische vooruitgang, toename van welvaart, consumptie en een zelfbeeld gevoed door materiele status iets bijschakelen, komen we uit bij een systeem met een tweedeling: Winners en Losers. In theorie heeft iedereen in het peloton dezelfde vrijheden en kansen op goud, maar in de praktijk zijn er sociale renners die nauwelijks vooruitkomen. We doen alsof iedereen dezelfde kansen heeft, het leven grotendeels maakbaar is en wanneer je achter in het peloton rijdt het dus je eigen schuld is. Je wordt zodoende niet alleen door anderen gezien als loser, maar gaat onder deze druk jezelf ook zo zien en rijdt als een Wim van Est zo de steeds groter wordende kloof in.

Het is dan zeer verleidelijk toch je dikke-ik te voeden door je ergens bij aan te sluiten. Als meesterknecht bij een kopman of subcultuur die bevestigt dat je toch bijzonder bent. Want of je nu de geniale lead-out bent van Mark Cavendish in de vorm van Michael Mørkøv of bij de Ajax F-side en vlag vast mag houden, je hoort erbij. Bij de winners.

Ergens is dat makkelijk. Te makkelijk. Want het ego, of de dikke-ik, is voortdurend verwikkeld in een concurrentiestrijd met anderen. Een relatie die in het teken staat van winnen of de sterkste zijn; van controle. Maar als de sport en filosofie ons iets geleerd hebben de laatste paar duizend jaar is het wel dat dit leidt tot een schraal leven. Met mensen die je controleert, kun je immers geen diepgaande verbinding of contact hebben. Het zijn concurrenten. En dat gemis aan verbinding kun je niet verhelpen door meer te consumeren, nog sterker te worden, dick picks te sturen of om je heen te slaan.

Het dikke-ik is ook volgens Kunneman dan ook vooral op zoek naar controle over zijn eigen leven en de wereld om hem heen. Of je jezelf nu een bonus in goud uitkeert of iemand in elkaar timmert, het effect is hetzelfde: ik ben hier de baas. Nu ben ik zeer blij met mijn materiële snel schakelende di2 en graag de baas over eigen benen, maar net als wel meer renners ook op zoek naar andere manieren om een rijkelijk vervuld leven te leiden. Maar waar ga ik in dit peloton vol koopkracht, concurrentie stimulerende middelen en controle op zoek naar een opgefriste gedachte over het begin- en eindpunt van mijn eigen moraal? Want net als Frank Vandenbroucke, zijn wij god niet.

Ik weet het (nog) niet, maar we kunnen wel ergens beginnen. Laten we streven naar een horizontaler perspectief dat voortkomt uit de verhouding tot anderen. Door psychoanalytica Jessica Benjamin prachtig gevat in de term ‘vreedzame begrenzing’. Klinkt leuk, maar hoe beginnen we daarmee? Bewust of onbewust? Zoals wel vaker heb ik een prachtige tool in gedachte die ons met plezier die goede kant op kan laten rollen: de fiets.

Kijk; het ego maakt zich doorgaans groot ten koste van anderen. Daardoor is er altijd sprake van strijd, onderwerping, winners en losers. En het is niet dat je bij een vreedzame begrenzing over je heen laat fietsen, maar je bent je wel bewust, en geeft ook aan bij spanningen of conflicten dat je hoopt iets van de ander te kunnen leren. Dus je ziet je eigen fietskwaliteiten niet als alleen-zaligmakend, omdat je beseft dat je eigen opvattingen begrensd worden door andere perspectieven. Verschil en verbondenheid kunnen dan samengaan en zorgen voor een leerzame wrijving. Een wrijving die oncomfortabel kan zijn, voor weken, maanden of zelfs jaren. Maar als het leven al lijden in zich heeft, dan is overleven betekenis vinden in dat lijden.

Komende week staan er techniektrainingen op het programma bij WattCycling. Door zitten in het zadel af te wisselen met staan op de pedalen, en sprinten op lage cadans af te wisselen met klimmen op hoge cadans, spelen we met die begrenzingen.

Niet zaligmakend voor een rijkelijk vervuld fietsleven, maar wel een prikkel in de goede richting. Ga voor goud. Niet alleen door koste wat kost te winnen, maar door een goede strijd te leveren. Samen. En dat kan alleen wanneer je kunt vertrouwen in de goede wil van de ander en in die van jezelf.

Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren

Recent Posts