Mond vol sprakeloosheid (column)
Als persoon ‘zien’ we ruim honderdduizend woorden per dag. Daarvan onthouden we maar 10% van wat we horen, 20% van wat we lezen en 30% van wat we zien. Nog best een prima score als je bedenkt dat er vandaag de dag tussen de 4000 en 7000 talen zijn die ook nog eens onophoudelijk veranderen. Er komen dagelijks wat steezy woorden voorbij mollemalen en zo nu en dan verliezen we het konterfeitsel van een Przewalskipaard.
Mensen die gaan samenwerken maar een andere taal spreken, zullen na verloop van tijd een gemeenschappelijke taal creëren. Gewoon iets eenvoudigs om het werk gedaan te krijgen, wat zich dan in verloop van tijd ontwikkelt. Een beetje als mensen die voor het eerst met elkaar gaan fietsen. Tegen de tijd dat ze de stad uit zijn is duidelijk welke (non-) verbale termen aan paaltjes, drempels, tegenliggers, mooie honden en glimmende fietsen verbonden zijn. Na verloop van tijd snap je dat voor niet betekent dat je het kopwerk over moet nemen. Omgekeerd zal een isolement ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke talen uit elkaar groeien. In die zin leven we in een taalkundige interessante periode. Al is interessant misschien niet de juiste term, maar ik weet even geen beter woord te vinden.
Volgens een zekere Maurice Blanchot is het zoeken naar de juiste woorden niet zo gek. Blanchot stelt dat woorden alleen globaal kunnen zeggen wat we denken, voelen en bedoelen. Dat klinkt in eerste instantie wat pessimistisch, aangezien alle woorden in dat geval slechts een slap gelimiteerd aftreksel zijn van de werkelijkheid zoals we die ervaren. Een ervaring met een aanlopende schijfrem als begrenzende limiet. Bij de gedachte dat je kan trainen en trappen wat je wil, maar dat je nooit de 30km/u gemiddeld zal halen, voel ik de teleurstelling opkomen. Een die lastig onder woorden te brengen is.
In tweede instantie treft dit idee me een stuk optimistischer. Er zijn dus dingen die niet in taal kunnen worden gevat. Iets wat je wilt benoemen, een ervaring, een gevoel, iets wat je nog nooit eerder in taal, in woorden of in beelden gevat hebt gezien. Doet me denken aan mijn eerste ervaring met liefdesverdriet, waarin ik het idee kreeg dat Acda & de Munnik de helft van hun repertoire voor mij hadden geschreven. De songteksten dekten de lading niet helemaal, maar kwamen wel verdacht dichtbij. Of het moment dat ik bij een verjaardag ben weggeglipt om ene Nouri aan het werk te zijn zien bij Ajax -15. Gelokt met de tekst ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, maar je moet ff mee naar De Toekomst, want dit vind je mooi’.
Een letterlijk onbeschrijfelijk gevoel wat zich buiten de taal bevindt. Wie zich de beelden voor de camera van Pocagar na het winnen van de Tour de France of die van kersverse wereldkampioen Julian Alaphilippe voor de geest kan halen krijgt daar een mooie glimp van voorgeschoteld. Stotterend, huilend en zoekend naar woorden wordt met de taal gestunteld om de ‘’wat gaat er nu door je heen?’’ te beschrijven. In het beste geval vormen de woorden al cirkelend een overlappend geheel en ga je de contouren van iemands voor onmogelijk gehouden ervaring zien. Maar helemaal zullen we het nooit vatten, want dat magische stukje extra bevindt zich buiten de taal. Het zweeft rond, gaat dwars door ieder heen, maar grijpen kunnen we het niet. En toch, dichterbij dan via de taal zullen we nooit komen…
Een realisatie waar ik enkele jaren geleden al sprakeloos door was, maar toen nog geen woorden voor had. De taal heeft iets magisch in de bidon voor ons allemaal. Zowel het lezen, schrijven als luisteren kan nieuwe begrippen aanreiken, vreugde triggeren en verhelderende vlakken van de werkelijkheid tonen. Ook al zullen delen hiervan onzichtbaar blijven, toch ga je meer zien. Het is via de taal dat we verder kunnen kijken dan de taal rijk is en we nieuwe dingen tegenkomen. En juist dat lijkt me een meer dan welkome bijkomstigheid in een tijd vol geïsoleerde mogelijkheden en afgelaste koersen.
De Ronde van Vlaanderen gaat niet op een klapstoeltje met Kwaremont biertje in de hand op de Paterberg gekeken worden, maar thuis op de bank. Luisterend naar de woorden van Maarten Ducrot, Stef Clement, Jose de Cauwer en Renaat Schotte. Misschien pak ik ook wel wat Spaans en Catalaans commentaar mee. Met dat zuidelijke temperament in de woorden lijkt afzakken uit het peloton om een bidon te halen bij de ploegleidersauto net zo enerverend als het winnen van Olympisch goud door Maarten van der Weijden. Telkens kijkend en luisterend naar nieuwe mogelijkheden, gevoelens en gedachtes die verder rijken dan de gelimiteerde automatische piloot. Met een beetje geluk word ik dan meegezogen in de poging tot beschrijving van het onbeschrijfelijke en ervaar ik de zindering van de koers alsof ik zelf over de kasseien kletter. En als de winnaar van de Ronde of Parijs – Roubaix er pal na de finish even geen woorden voor heeft, heb ik ze ook niet, maar begrijpen we elkaar wel. Want waar de mond soms leeg is, loopt het hoofd van over.
Komende week staat er verschillende uitgestelde voorjaarsklassiekers op het programma bij WattCycling. Koersen boordevol historie, magie en variërende wattages. Laat je inspireren door de trainers, de commentatoren op de buis en je mede-afzienders op 1,5m afstand. Mocht het koersvirus je grijpen en de sprints, demarrages, tactiek en punches je sprakeloos maken, laat dan je eigen benen spreken en kom trainen!
Geschreven door WattCycling trainer Boyd ‘El Tractor’ Welsink
Ook een onverwoestbare tractor kan wel eens sputteren